OVER DEZE WEBSITE   |   GASTENBOEK   |   AANRADERS   |   DISCLAIMER   

Tekst   Foto's
HOME     HAARLEMMERMEER      DORPEN      T OUDE BUURTJE      PERSONEN      ZOEKPLAATJES      FOTOALBUMS      FILMS     
»  Droogmakingsplannen 17e Eeuw
»  Droogmakingsplannen 18e Eeuw
»  Droogmakingsplannen 19e Eeuw
»  Cruquius, Nicolaas Samuel
»  1839-52 de Droogmaking
»  1845 Bouw Gemaal Leeghwater
»  1850 de Polderjongen
»  1852 Verkaveling en Inrichting
»  1854 Tochtje door nieuwe Polder
»  1858-60 Gedenkpenningen Droogmaking
»  1852-70 de Kolonisatie
»  1870-90 de Landbouwcrisis
»  1890-1920 Economisch Herstel
»  1920-45 begin verstedelijking
»  1940-45 Onderduikers in Haarlemmermeer
»  Deel 1: Fam Bogaard
»  Deel 2: Fam Bogaard Vervolg
»  Deel 3: Fam Breyer
»  1945-75 Sterkere Verstedelijking
»  Boerderij namen

 Bron: Haarlemmermeer, schets van historie en ontwikkeling - 1975
’Gemeente Haarlemmermeer - Sociografisch Bureau De Meerlanden’

1945-1975 de periode van Sterkere Verstedelijking

De bijna 30 jaar die verstreken zijn sinds het einde van de tweede wereldoorlog worden - wat de ontwikkeling van Haarlemmermeer betreft -getypeerd door een snelle bevolkingsgroei en een sterk toenemende bedrijvigheid. De tendenzen, verstedelijking en industrialisatie, die reeds in de 20er en 30er jaren enigszins herkenbaar werden, zetten zich in deze periode in versterkte mate voort.

Toename van de economische bedrijvigheid.
Na de tweede wereldoorlog heeft zich een ongekend snelle ontwikkeling voorgedaan in de groei van de werkgelegenheid, zowel door toename van de luchthavenactiviteiten als door de ontwikkeling van de economische bedrijvigheid in Haarlemmermeer.
Een groot aandeel in deze groei kan worden toegeschreven aan uitbreiding van van oorsprong Haarlemmermeerse bedrijven. Belangrijke representanten hiervan zijn de inmiddels tot grote industrieën uitgegroeide ondernemingen als Spaans te Hoofddorp (producent van vijzels) en de Vicon te Nieuw-Vennep (o.m. producent van landbouwmachines).

Daarnaast is er sinds 1945 sprake geweest van een aanzienlijk aantal nieuwe vestigingen, veelal van elders in de randstad vastgelopen ondernemingen, die in Haarlemmermeer grotere expansie-mogelijkheden zagen onder meer vanwege de gunstige ligging en de goede verbindingswegen met de nabijgelegen grote steden.

Bovenvermelde ontwikkeling heeft grote invloed uitgeoefend op de van origine agrarische werkgelegenheidsstructuur van Haarlemmermeer. In het begin van de jaren 50 was nog ongeveer 60% van de beroepsbevolking werkzaam in de agrarische en semi-agrarische beroepen. In 1962 was dit percentage reeds gedaald tot 40%. Hiervan werkte 18% in zuiver agrarische beroepen en 22% in beroepen die slechts indirect met de land- en tuinbouw te maken hadden. Deze tendens heeft zich ook het afgelopen decennium voortgezet. In 1973 was nog slechts 10% van de beroepsbevolking (in totaal ruim 2000 personen) werkzaam in zuiver agrarische beroepen (landen tuinbouw), 33% was werkzaam in de nijverheid en 57% in de dienstensector.
Gelijktijdig met en mede door de groei van de industrie en handel in Haarlemmermeer is ook het forensisme sterk toegenomen. Van de 42 a 43.000 personen die (inclusief Schiphol) in Haarlemmermeer werken - de bedrijfsbevolking - woont ongeveer een kwart in de gemeente en driekwart er buiten. Van de beroepsbevolking - d.w.z. de in Haarlemmermeer woonachtige beroepsbeoefenaars - (ruim 20.000 in aantal) werkt bijna de helft thans buiten de gemeente.
Elke dag verlaten zodoende circa 10.000 Haarlemmermeerders de gemeente om elders te werken, terwijl er ruim driemaal zoveel niet-Haarlemmermeerders elke dag in Haarlemmermeer komen werken.
Bovengenoemde ontwikkelingen zijn, zoals eerder vermeld, voor een belangrijk deel bevorderd door de sterk gegroeide bedrijvigheid op Schiphol sinds 1945. In de volgende paragraaf wordt daarom nader op de naoorlogse ontwikkeling van de luchthaven ingegaan.

Schiphol 1945 - 1975.
In 1945 was er van Schiphol - door de herhaalde bombardementen in de oorlogsjaren - niet veel meer dan een puinhoop over. Op 10 mei 1945 -enkele dagen na de officiële bevrijdingsdag - werden de herstelwerkzaamheden echter reeds aangevangen. Op 20 mei was dit werk reeds zover gevorderd dat het eerste kleine vliegtuig tussen de bomtrechters kon landen en eind november waren de landingsbanen zodanig hersteld dat bij alle windrichtingen weer op Schiphol kon worden geland.
Intussen had de luchtvaart, door de opgedane ervaring tijdens de oorlog, een zodanige vooruitgang geboekt dat ook de gevolgen voor de burgerluchtvaart niet uit konden blijven. De belangstelling voor het luchtverkeer vertoonde een geweldige stijging en het lag voor de hand dat zowel Schiphol als de K.L.M. zouden trachten een aandeel in deze toename te verwerven. Deze enorme groei van het luchtverkeer na de tweede wereldoorlog, kan worden geïllustreerd door het feit dat in de 20 jaar vóór de oorlog op Schiphol evenveel reizigers (1 miljoen) werden afgehandeld als indeeerste drie jaar na de oorlog. Sinds 1948 is de groei echter zo mogelijk nog opzienbarender. In 1973 werden ruim 7,5 miljoen passagiers geteld, terwijl voor 1975 rekening wordt gehouden met 9 miljoen passagiers. Daarbij is Schiphol niet alleen een belangrijk centrum voor passagiersvervoer, ook de vracht neemt een grote plaats in. In de periode 1930-1940 gingen naar, van en via Schiphol 15 milj. kg. luchtvracht; in 1971 bedroeg dit ruim 175 milj. kg.

Teneinde een dergelijke toename van het luchtverkeer te kunnen opvangen, moest Schiphol na de tweede wereldoorlog aanzienlijk uitgebreid worden. Een essentieel probleem was echter dat de financiële middelen om deze uitbreiding te realiseren, door het in de oorlog zo zwaar getroffen Amsterdam, niet konden worden opgebracht. Het was daarom min of meer vanzelfsprekend dat het rijk, zowel financieel als bestuurlijk, bij de ontwikkeling van de nationale luchthaven zou worden betrokken. De juridische status van Schiphol werd daartoe in 1958 gewijzigd en omgezet in een naamloze vennootschap, waarin het rijk voor 80% en de gemeenten Amsterdam en Rotterdam respectievelijk voor 15 en 5% zouden participeren.

Daar voorzien werd dat de uitvoering van het reeds in 1949 goedgekeurde uitbreidingsplan veel tijd zou vergen, werd besloten de "oude" luchthaven voorlopig zo goed mogelijk aan de nieuwste eisen aan te passen. Eerst in 1963 werd begonnen met de bouw van het nieuwe centrale verkeersareaal. Bij het vaststellen van de capaciteit hiervan is uitgegaan van prognoses voor het jaar 1975. Volgens deze prognoses moest in dat jaar op Schiphol rekening worden gehouden met 9 miljoen passagiersbewegingen, 131.000 commerciële vliegtuigbewegingen en een vrachtvervoer van 465.000 ton.
Het centrale areaal Schiphol, dat circa 400 miljoen gulden heeft gekost, werd april 1967 in gebruik genomen. Reeds enkele jaren daarna bleek het echter - gezien de toenemende groei van het luchtverkeer - opnieuw noodzakelijk de passagierscapaciteit van Schiphol te vergroten. Na realisering van de thans (1975) onderhanden zijnde uitbreiding van het stationsgebouw met 120%, zal de luchthaven 12 tot 15 miljoen reizigers per jaar kunnen verwerken.

De oppervlakte van het luchthavengebied bedraagt thans ongeveer 1.700 ha Hiervan wordt tweederde deel agrarisch gebruikt. Tegelijkertijd met de groei van het luchtverkeer is, zoals eerder vermeld, de bedrijvigheid op Schiphol sterk toegenomen. Werkten er vlak voor de oorlog in circa 25 bedrijven in totaal 1.600 personen, in 1974 was dit aantal gegroeid tot ca. 22.000 personen in ruim 350 bedrijven. De luchthaven vormde daarmee een van de grootste werkgebieden van ons land.

Voortgaande verstedelijking.
Aan de naoorlogse ontwikkeling van de werkgelegenheid in Haarlemmermeer gaat een sterke bevolkingsgroei gepaard. Tot in het begin va n de zestiger jaren manifesteert deze groei zich met name in de noordelijk gelegen dorpen Badhoevedorp en Zwanenburg, terwijl ze gedurende het laatste decennium vooral in de centrale dorpen Hoofddorp en Nieuw-Vennep tot uitdrukking komt.
Rond 1955 telde Haarlemmermeer nog circa 40.000 inwoners. Hiervan woonden er 12.000 in Badhoevedorp en Zwanenburg, circa 10.000 langs de 60 km. lange ringdijken de resterende 18.000 in de eigenlijke polder met zijn twee knooppunten: Hoofddorp en Nieuw-Vennep. Thans (begin 1975) telt Haarlemmermeer bijna 69.000 inwoners. Naast de vier grotere dorpen: Hoofddorp, Nieuw-Vennep, Badhoevedorp en Zwanenburg, met een gezamenlijk inwonertal van ruim 50.000, zijn er een drietal kernen in grootte variërend van 2.000 tot ruim 4.000 inwoners. Dit betreft het bloementeelt-subcentrum Rijsenhout, het tegenover het Haarlemse Schalkwijk gelegen Vijfhuizen en het bollenteelt-subcentrum Lisserbroek. De overige circa 10.000 inwoners zijn gespreid over een zestiental kleinere dorpen en het agrarisch tussengebied. Hiervan liggen er 12 langs de ringdijk en vier in de polder. Van de in totaal 23 dorpskernen in Haarlemmermeer zijn er 17 aan de rand en 6 in het eigenlijke poldergebied gesitueerd.

Verondersteld mag worden dat de snelle bevolkingsgroei van de laatste decennia zich zeker tot 1980-1985 zal voortzetten. In het ontwerpstreek-plan voor de Meerlanden - het gebied waartoe ook Haarlemmermeer behoort - wordt de verwachting uitgesproken dat de gemeente rond 1980 circa 80.000 inwoners zal tellen. De op basis van dit plan verwachte bevolkingstoename zou grotendeels gerealiseerd moeten worden in Hoofddorp en Nieuw-Vennep. Deze dorpen zouden daardoor aan respectievelijk 26.000 en 15.000 inwoners onderdak moeten gaan verschaffen. Volgens het zogenaamde middenmodel van het streekplan, zouden genoemde dorpen in een verdere toekomst tot respectievelijk 30.000 en 20.000 inwoners mogen uitgroeien.

Het bestuur.
De taak van de gemeentelijke overheid is na de tweede wereldoorlog veel-omvattender, gecompliceerder en vooral ook ingrijpender van aard geworden. Het "ieder voor zich en God voor ons allen", dat in de 19de eeuwse maatschappij zeker ook in Haarlemmermeer gold, heeft allengs plaats gemaakt voor het begrip dat de overheid een taak heeft bij het begeleiden van de maatschappelijke verschijnselen.

Gemeentesecretaris met volledig secretarie-personeel en portier in 1901; vlnr de heren D Eggink, D Eggink, Legel, in H Eggink en in J Rinkel

Echter ook de problemen waar men na de oorlog mee te maken kreeg, bleken veelomvattender en ingewikkelder dan tevoren. Allerlei maatschappelijke ontwikkelingen kwamen op het lokale bestuur af. Genoemd kunnen worden: de snelle bevolkingstoename, de grotere mobiliteit, de sterke industrialisatie, de toename van de verkeersintensiteit enz. Dit leidde tot grote activiteiten op het gebied van de woningbouw en de wegenaanleg alsmede de realisering van het daarbij behorende voorzieningen-pakket (scholen, winkels, recreatiemogelijkheden e.d.).
Alhoewel er uiteraard nog veel te wensen overblijft is er, in de 30 jaar die er sinds het einde van de oorlog zijn verlopen, reeds veel gerealiseerd. Van de totale woningvoorraad in Haarlemmermeer: op 1 januari 1974 circa 19.000 woningen, werden er na 1945 - ter vervanging of als nieuwbouwproject - ongeveer 12.500 gebouwd.

Het aantal scholen, zowel voor kleuter- en basisonderwijs als ook voor de diverse vormen van voortgezet onderwijs, onderging een sterke uitbreiding. Begin 1974 telde Haarlemmermeer 42 kleuterscholen, 48 basisscholen - waaronder een vijftal scholen voor buitengewoon lager onderwijs -, 7 MAVO-scholen, een instelling voor VWO/HAVO te Badhoevedorp, met een dependance in Hoofddorp en een drietal scholen voor lager- of middelbaar beroepsonderwijs.

Naast de realisering van ruimtelijke voorzieningen vragen ook sectoren als maatschappelijke zorg, waaronder met name het jeugd- en bejaardenwerk, een steeds grotere aandacht van het gemeentebestuur. Geconstateerd kan worden dat op velerlei terreinen van overheidszorg zich in de afgelopen 30 jaar een intensivering van taken heeft voorgedaan. Als gevolg hiervan is het ambtelijk apparaat vooral de afgelopen 15 jaar sterk gegroeid. Beschikte men in 1960 nog over 280 medewerkers (exclusief het openbaar onderwijs), begin 1974 betrof dit reeds 650 personen.

Gemeentelijke problematiek in de jaren 1970-1980.
Op grond van het voorontwerp streekplan van de Meerlanden, waartoe naast Haarlemmermeer ook Aalsmeer, Uithoorn, het landelijk gebied van de gemeente Amstelveen en een deel van de gemeente Ouder-Amstel behoren, mag verwacht worden dat Haarlemmermeer in de komende 5 a 10 jaar een bevolkingsgroei zal moeten verwerken ter grootte van 1 5.000 personen. Daartoe zullen voornamelijk in Hoofddorp en Nieuw-Vennep 5 a 6.000 huizen met de daarbij behorende voorzieningen gerealiseerd dienen te worden.
Beperkende factoren hierbij vormen enerzijds de huidige en te verwachten geluidshinder van Schiphol en anderzijds het feit dat, zowel het gemeentelijk als het provinciaal bestuur, het van belang achten dat Haarlemmermeer ook in de toekomst een zekere mate van openheid zal behouden. Vandaar dat het beleid erop gericht is om tot een geleidelijke afremming van de bevolkingsgroei te komen onder meer door beperking van de expansie van de werkgelegenheid.
Voor het bereiken van dit doel is men echter sterk afhankelijk van het slagen van het zogenaamde "overloopbeleid" van de provincie Noord-Holland. Dit beleid is erop gericht de in de provincie benodigde nieuwe woonruimte alsmede de uitbreiding van de werkgelegenheid te concentreren in enkele gebieden ten noorden van het Noordzeekanaal (Purmerend, Hoorn en Alkmaar) en in Flevoland (Almere/Lelystad).

Een tweede bestuurlijk probleem, inherent aan de sterk gespreid wonende bevolking en aan het nederzettingspatroon in Haarlemmermeer, is de "afstandsbesturing". Het in Hoofddorp zetelende gemeentebestuur wordt namelijk geacht op een zo evenwichtig mogelijke wijze de belangen te behartigen van de over 23 dorpen verspreide bevolking, uitbrengt met zich mee dat de voorzieningen zo zorgvuldig mogelijk aan de betreffende dorpen moeten worden toebedeeld; anderzijds is het van belang om tot een zekere concentratie van de bevolkingsgroei in één of enkele dorpen te komen, teneinde de realisering van grootschalige voorzieningen - nu veelal gerealiseerd buiten de gemeentegrenzen - in Haarlemmermeer mogelijk te maken. De verwachte groei van Haarlemmermeer in de komende 10 jaar -geconcentreerd in vooral Hoofddorpen Nieuw-Vennep- kan in die zin zeker gunstig genoemd worden. Deze dorpen zullen hierdoor een zodanig voorzieningenniveau kunnen bereiken dat ook de omliggende dorpen hiervan profijt kunnen trekken.


 
WAT WEET U VAN DEZE FOTO?
Eigenlijk is dit de Prins Bernardstraat. Op deze grond staat nu de dansschool van Marcelle van Altena [Commentaar Jan: Inderdaad Jan, maar ik heb hem Prinses Beatrixplantsoen genoemd omdat daar de huizen op de foto staan]
J. Stroomer
MEER OVER DEZE FOTO >>  

© Jan Wies 2023 | j.wies@planet.nl | Kruislaan 28, 2131WD Hoofddorp | telefoon: 023 5636680 Gesponsord door Clic2connect