Droogmakingplannen voor het Haarlemmer Meer door de eeuwen heen.
door: Cor Wies
Hoofddorp, september 2001
De 19e eeuw begint met een initiatief van Twent van Raaphorst, Minister van Waterstaat 1807-1810, wat ook tot uitvoering wordt gebracht, namelijk de Katwijkse uitwatering gebouwd van 1804 tot 1807. Ook voor het eventueel droogmalen van het Haarlemmer Meer was dit van groot belang, met het oog op de verkleining van Rijnlands boezem. Dezelfde Twent van Raaphorst geeft in 1808 aan Arie Blanken Janszoon, de ingenieur van waterstaat in Maasland, opdracht tot het maken van een plan. A. Blanken komt dan met een plan wat veel weg heeft van het plan Klinkenberg- Goudriaan uit 1769 met o.a. het Oegstgeesterkanaal voor een goede verbinding naar Katwijk en buitensluiting van het Spiering Meer. Het plan werd overgenomen door zijn broer Jan Blanken, die als Inspecteur-Generaal boven Arie geplaatst was. Om de kosten te drukken moest het plan worden herzien, zo werden de geplande schutsluizen geschrapt, "die geven alleen maar schut- en lekwater". Dit is ook de reden geweest dat er bij de uiteindelijke ringdijk geen schutsluizen gekomen zijn. Het was een goed en doordacht plan, maar geheel buiten Rijnland en de groten steden om bedacht, en tot stand gekomen tijdens de franse overheersing. Zo kwam het dat na de bevrijding in 1813 het toch al beladen plan in de kast belanden.
1819 - Lynden van Hemmen
Als in 1819 F.G. Baron van Lynden van Hemmen, oud hoofd administrateur der Domeinen, samen met Jhr. Mr. O. Repelaer van Driel, oud Directeur-Generaal van de Waterstaat en Publieke Werken, en W.F. Baron Röell, oud Minister van Binnenlandse Zaken, op verzoek van Koning Willem I, met een plan komen om de droogmaking op commerciële voet te klaren, word het door Koning Willem I in ontvangst genomen. De Koning gaf zijn goedkeuring, mits de belangen van Rijnland en Amstelland in acht genomen werden.
In dat zelfde jaar schrijft de Hollandse Maatschappij der Wetenschappen een prijsvraag uit voor een bevredigend plan tot droogmaking van de Haarlemmer Meer. Er kwamen twee inzendingen.
De eerste was van Jhr. Mr. Jan Carel Baron Du Tour in 1819 met zijn "Verhandeling over het Haarlemmer Meer", (een "Verhandeling" is een uitgewerkt opstel over enig vastgesteld onderwerp). Du Tour draagt dit werkje op aan van Lynden van Hemmen, Repelaer van Driel en Baron Röell uit waardering voor hun ontworpen plan. In zijn boekje werd meer geschreven over de plannen van Leeghwater, Veeris, en Bolstra dan dat het een nieuw plan was.
De tweede inzending was van de gepensioneerde Jan Engelman, met de titel "Verhandeling over de droogmaking van het Haarlemmer Meer en aangelegen Veenplassen". In dit plan wilde hij ook het Lutke Meer en de veenplassen bij Aalsmeer droogmaken. Het malen moest gebeuren met vijzelmolens die allen ter hoogte van Halfweg op een voorboezem loosde. Deze Jan(Jakob) Engelman was landmeter bij de Waterstaat van 1784 tot 1804 en word nog wel eens verwisselt met de eerder genoemde Jan(Johannes) Engelman die opziener van Rijnland te Halfweg van 1754 tot 1765 en te Spaarndam van 1765 tot 1782 was.
Omdat deze twee plannen niet bevredigend genoeg bevonden werden, kwam Baron van Lynden van Hemmen met het idee om zijn eerder genoemde plan uit te werken en te publiceren. Zo zag zijn "Verhandeling over de droogmaking van de Haarlemmer Meer", in 1821 het licht. Bij dit boek hoort ook nog een atlas met vier kaarten en een plaat. Op de eerste kaart staat Holland met zijn meren en plassen voor de droogleggingen. De tweede kaart laat Holland in 1820 zien met zijn drooggemalen plassen en meren. De derde kaart is in zes vakken verdeeld met de verschillende uitbreidingen van het Haarlemmer Meer van 1531 tot 1808, en de vierde kaart laat het Haarlemmer Meer zien na drooglegging volgens het plan van Baron van Lynden van Hemmen. Op de plaat staan een paar "werktuigen ter uitmaling" afgebeeld.
Dat Baron van Lynden van Hemmen een bescheiden man was blijkt wel uit zijn voorwoord: "Het is niet dan met schroom dat ik deze Verhandeling in het licht geef. Behalve de overwinning, die het mij zelve gekost heeft, om in het publiek als Schrijver op te treden, daar ik reeds het grootste deel van mijnen leeftijd bereikt, en steeds doorgebragt heb in het rustig genot van den arbeid van anderen, zoo komt hier nog bij de huivering, om in een land, waarin zoo vele kundige lieden in de Waterbouwkunde, en daaraan verwantschapte wetenschappen gevonden worden, openlijk uit te komen met een voorstel, tot welkers ontwikkeling deze wetenschappen zoo onmisbaar zijn." Hij kwam als eerste met het plan om de droogmaking alleen met stoomwerktuigen te doen die dan trapsgewijs opgesteld werden. Hij dacht 18 kleine stoomwerktuigen met hellende schepraderen nodig te hebben om 17.000 bunders droog te maken. De kosten werden begroot op ƒ7.000.000,-. Rijnland had zo als gewoonlijk weer zijn bedenkingen en vroeg de Koning tijd voor beraad.
Al gauw kwamen er twee reacties op het plan van van Lynden van Hemmen.
Het eerste werkje was van een anonieme schrijver, met als titel "Vrije gedachten van een ingeland van Rijnland over de Verhandeling van droogmaking der Haarlemmer Meer, uitgegeven door den Heer F.C. Baron van Lynden van Hemmen". Volgens Fockema Andreae in zijn "wat er aan de droogmaking van de Haarlemmermeer voorafging ", is dit boekje geschreven door de toenmalige secretaris van Rijnland P.G. Mess. Dit werkje was absoluut afwijzend op het plan van van Lynden van Hemmen. Omdat er, volgens van Lynden van Hemmen, nogal wat onwaarheden in stonden reageerde hij datzelfde jaar al met het boekje "Antwoord op de vrije gedachten van een ingeland van Rijnland". Hierin zet hij alle onwaarheden recht.
De tweede reactie komt van de Leidse Hoogleraar Jacob de Gelder met zijn boek: "Memorie op een ontwerp tot droogmaking van het Haarlemmer Meer" uit 1821. De Gelder is wel een voorstander van droogmaking maar valt van Lynden van Hemmen vooral op kleine dingen aan. Ook deze kritiek kon van Lynden van Hemmen niet dulden maar het probleem was dat de aantekeningen, die nodig waren, om de kritiek te weerleggen bij het rapport van 1819 hoorde en in bezit van de Koning waren. Op 24 December 1821 doet van Lynden van Hemmen het verzoek aan de Koning om de aantekeningen te mogen publiceren. De volgende dag kreeg hij al antwoord: "De Koning, kennis genomen hebbende van het adres van U Hoog Wel Geboren, van de 24sten dezer, gelast mij U te informeren, dat Zijne Majesteit geene bedenkingen heeft tegen den, daarbij door U Hoog Wel Geboren geuiten, wensch, en U Hoog Wel Geboren derhalve vergunt, om Uwe Aanteekeningen op de Memorie van den Hoogleeraar de Gelder, met betrekking tot het Ontwerp van droogmaking der Haarlemmer Meer, te doen drukken en uitgeven." Geteekend, de Mey van Streefkerk, De Staatsraad, belast met de directie der Staats-secretarie.
Nu hij toestemming had om zijn Aantekeningen te publiceren, kon hij aan zijn betoog tegen J. de Gelder beginnen, wat in 1822 het licht zag als:"Aantekeningen op de memorie van den Hoogleeraar Jacob de Gelder". Het opvallende aan de reactie van de Gelder was wel dat hij als Rijks ambtenaar, waarschijnlijk in opdracht van Rijnland, tegen een plan inging wat in opdracht van de Koning was gemaakt. Dat de staat deze kritiek van hun eigen ambtenaar niet erg kon waarderen, blijkt wel als J. de Gelder in 1823 aan zijn tweede memorie werkt.
Dit werkje is als een onafgewerkte proefdruk zonder titel en eindigend op blz. 120 in de bibliotheek van Rijnland beland. Het mocht waarschijnlijk van hoger hand niet afgemaakt worden! Toch werd er geen octrooi verleend. Waarschijnlijk gaf de vrees voor ziekten bij de droogmaking de doorslag.
1829 - Stappers
In 1829 komt A. de Stappers, Ingenieur bij de waterstaat in de Zuidelijke Nederlanden, met zijn nogal aparte boekje met kaart (afb 7) en in het frans: "Mèmoire sur le dessèchement du lac de Harlem et sa conversion en forêt".

In dit boekje stelt hij voor om een afwateringskanaal recht van het Haarlemmer Meer naar de Noordzee te graven. De bedoeling was om een Maatschappij op te richten samengesteld uit 12.000 aandelen van ieder ƒ500,- om de droogmaking te betalen. Hij dacht twee jaar nodig te hebben, om het Meer en omliggende veenplassen, totaal 25.500 bunders, met door hem zelf bedachte stoomwerktuigen leeg te pompen. Na de drooglegging zou er een productiebos geplant kunnen worden, wat dan na 150 jaar een waarde zou hebben van ƒ400.000.000,-. Jammer genoeg werd dit plan niet erg serieus genomen door de geleerden.
Het Haarlemmer Meer bleef echter onvoorspelbaar en gevaarlijk! Als op 29 november 1836 een heftige westerstorm het water tot voor Amsterdam opstuwt, en op 26 December van het zelfde jaar een ooster storm Leiden en omgeving onder water zet, is er reden genoeg voor de Gedeputeerde Staten van Noord- en zuid Holland om Koning Willem I om maatregelingen te vragen.
Bij het besluit van 7 Augustus 1837, No. 51, benoemt Koning Willem I een commissie om de verschillende ontwerpen voor drooglegging te onderzoeken, een eind ontwerp te maken, en een kosten berekening. Uiterlijk op de eerste November 1837 moest het bij de Koning worden ingeleverd, wat geen probleem was. Het plan kwam er in het kort op neer dat er een verbeterde uitwatering bij Katwijk moest komen, plaatsing van een stoomgemaal bij Spaarndam, indijking van het gehele Meer en het Kager Meer, 32 gangen vijzelmolens twee hoog opmalende, en 5 gangen hellende schepradmolens 3 hoog opmalende. In totaal dus 79 molens. Ook waren er drie stoomgemalen met vijzels van elk 40 pk bedacht, die geplaats moesten worden bij het Lutke Meer, aan het Spaarne en aan de Kaag. Het gehele ontwerp was begroot op ƒ8.355.000,-. Deze commissie bestond uit de Heren: H. Ewijk, Raad-adviseur bij het Departement van Binnenlandse Zaken tevens Voorzitter, Jonkh. W. Barnaart van Bergen, Lid van Gedeputeerde Staten van Noord Holland, M.G. Beijerinck, Hoofd-Ingenieur van den Waterstaat in Zuid Holland, C.J. de Bruin Kops, Burgemeester der stad Haarlem, Jonkh. L.R. Gevaerts, Lid van de Gedeputeerde Staten van Zuid Holland, P.T. Grinvis, Hoofd-Ingenieur van den Waterstaat in Noord Holland, Jonkh. D. Hooft Jakobsz., Lid van den Raad der stad Amsterdam, D. Mentz , Inspecteur van den Waterstaat en P.A. Du Pui, Hoogheemraad van Rijnland.
In Februari 1838 wordt er een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer der Staten Generaal ingediend, maar omdat er drie verschillende openbare werken in één voorstel ingediend werden, keurde de Tweede Kamer het voorstel in April met 46 tegen 2 stemmen af. De Tweede Kamer zag de drie onderwerpen, de ijzeren spoorweg (een spoorweg van Amsterdam via Utrecht naar Arnhem met een zijtak van Utrecht naar Rotterdam), het bedijken en droogmaken van het Haarlemmer Meer, en het aanleggen en verbeteren van andere werken van algemeen nut, liever in drie afzonderlijke wetten ingediend.
Op 19 Maart 1839 werd het apart ingediende voorstel tot bedijking en droogmaking van het Haarlemmer Meer, aangenomen met 45 tegen 5 stemmen. Al op 4 Juni werd de commissie van uitvoering bijeen geroepen door de Minister van Binnenlandse Zaken, Baron Merkus de Kock. Deze commissie was samengesteld uit de Heren Mr.F. van de Poll, die later opgevolgd zou worden door Jhr. Mr. D.T. Gevers van Endegeest als voorzitter, Jhr. W.P. Barnaart van Bergen, M.G. Beijerinck, C.J. de Bruyn Kops, H. Ewijk, W.K. van Gennep, Jhr. Mr. L.R. Gevaerts, P.F. Grinwis, Mr. G.P. van Outeren, A. Lipkens, G. Simons, P.J. Ackermans, Majoor J.G.W. Merkes van Gendt en J. Ewijk. Ook werden er nog twee Ingenieurs bij den Waterstaat, P. Kock en J.A. Beijerinck toegevoegd. Deze commissie bepaalde dat de droogmaking en drooghouding geheel door stoomkracht gedaan moest worden. De stoomgemalen moesten geplaatst worden bij de Kaag (de Leeghwater), het Spaarne (de Cruquius) en het Lutke Meer (de Lynden, zie hieronder). Ook het Spiering Meer zou bij de droogmaking betrokken worden.
Één van de eerste werkzaamheden van de commissie was het onteigenen van 1906 percelen grond, waarvan er 1629 nodig waren voor het graven van de ringdijk en de ringvaart, 155 voor de verbreding van de uitwatering bij Katwijk en 122 percelen voor een jaagpad langs het Spaarne. Als op 5 mei 1840 Mr. F. van de Poll de eerste spade voor het graven van de ringvaart bij Hillegom in de grond steekt, kan de droogmaking, na bijna twee eeuwen plannen maken, eindelijk beginnen!

Het zal nog tot 4 augustus 1852 duren, voordat de staatscourant meldt:"In de afgeloopen maand July is het Haarlemmer Meer door de werking der machines en de gunstige wergesteldheid van het nog overgeblevene water ontlast, en alzoo droog geworden...".
De totale kosten van de droogmaking waren ƒ13.789.377,- maar de verkochte gronden brachten nog ƒ8.030.031,- op. Met aftrek van nog wat baten, was het Rijk voor ƒ4.412.115,- verlost van de "Waterwolf"!
Bronnen:
Cornelis Velsen - Aanmerkingen over de tegewoordige staat van de Haarlemmer Meer. 1727.
Mr. W.J.C. van Hasselt - Ontwerp tot droogmaking van het Haarlemmer-Meer van Dr. Conradus Zumbag de Koesfelt. 1838 (1742).
Mr. W.J.C. van Hasselt - J. Asz. Leeghwater - Het Haarlemmer-Meer-Boek, 13e druk. 1838.
J.C. Baron du Tour - Verhandeling over het Haarlemmer-Meer, 1819.
J. Engelman - Verhandeling over de droogmaking van het Haarlemmer-Meer en aangelegen Veenplassen, 1820.
Baron van Lynden van Hemmen - Verhandeling over de droogmaking van de Haarlemmer-Meer, 1821.
Baron van Lynden van Hemmen - Antwoord op de vrije gedachten van een ingeland van Rijnland, 1821.
Baron van Lynden van Hemmen - Aantekeningen op de Memorie van den Hoogleraar Jacob de Gelder, 1822.
Anoniem - Vrije gedachten van een ingeland van Rijnland, 1821.
Jacob de Gelder - Memorie van den Hoogleraar Jacob de Gelder over het
Ontwerp van Baron van Lynden van Hemmen, strekkende ter droogmaking van de Haarlemmer-Meer, 1821.
A.H. van der Boon Mesch - De droogmaking van het Haarlemmer-Meer, 1855.
Dr. C. Ekama - Het Haarlemmer-Meer-Boeck.
Mr. Gevers van Endegeest - Over de droogmaking van het Haarlemmer-Meer, eerste
Deel, 1843.
J. Eigenhuis - Geschiedenis van den Haarlemmermeerpolder, 1907.
J.G. de Roever - Jan Adriaenszoon Leeghwater.
S.J. Fockema Andrea - Wat er aan de droogmaking van de Haarlemmermeer
Vooraf ging, 1955.
J.W.G. Werner - Haarlemmermeer, 17e en 18e eeuwse voorstellen tot
Droogmaking, 1979.
Corien Claudemans - De oude plannen tot droogmaking van het Haarlemmer
Meer, 1985