4.1 HET KANTONGERECHT
Op 31 mei 1877 hield de kantonrechter zijn eerste zitting in het raadhuis. Hendrik de Groot voegde zich in januari 1878 hierbij als deurwaarder. In die tijd werden de zittingen nog gehouden in een van de bovenzalen van het raadhuis. Dat gebeurde zonder behoorlijke griffie en zonder wacht- of getuigenkamer. Het was dus behelpen.

In december 1909 kwam er een plan van de rijksoverheid voor een kantongerechts-gebouw met griffie en conciërgewoning. Dat was hard nodig, want de gemeente-administratie had de ruimte in het raadhuis zelf dringend nodig wegens de snelle groei van de Haarlemmermeerse bevolking. Niet lang daarvoor kocht burgemeester Lantzendorffer een perceel grond voor de gemeente naast het gemeentehuis.
Om te voorkomen dat het kantongerecht misschien naar Lisse of Hillegom zou verhuizen, kocht de gemeente speciaal voor dit doel een burgerwoonhuis met erf naast het raadhuis voor zesduizend gulden. Dit terrein werd aan het Rijk aangeboden voor 2.500 gulden. De bouw werd gegund aan laagste inschrijver W. Henniken uit Amsterdam voor 21.991 gulden. Als datum van oplevering werd 28 december 1911 overeengekomen.
Al op 27 januari 1912 kon kantonrechter mr. W. van Son er de eerste zitting houden. Zijn opvolger mr. Jan ten Bokkel Huinink zetelde er van 1914 tot 1926, het jaar van zijn overlijden. Mr. Doede Kuiper was de eerste griffier. Johannes Kattenbusch was griffier van mei 1915 tot juni 1919. Het postadres was inmiddels Raadhuislaan 3. Maar al op 28 december 1933 was de laatste zittingsdag. Ene J.P. mocht de kaars uitblazen als laatste klant. Hij kreeg twee gulden boete en een vermaning wegens het rijden op de fiets zonder licht. In een lege zittingzaal sprak de kantonrechter enige dankwoorden tot griffier mr. Avis, deurwaarder Smits en majoor A. de Zwart. Met ingang van 1 januari 1934 werd het kantongerecht namelijk opgeheven wegens bezuinigingen van de overheid.
Het gebouw werd daarop gebruikt voor allerlei doeleinden. Het Gewestelijk Arbeidsbureau hield er kantoor en de belastingontvanger was daar eveneens geruime tijd te vinden. De ambtelijke rust werd danig verstoord op 23 april 1963 om twee uur ’s morgens, want er was brand in het arbeidsbureau. De brand ontstond in de keuken, die aan de voorzijde aan de Raadhuislaan op de bovenste verdieping was gelegen. In een ommezien sloegen de vlammen boven het dak uit. Het personeel werd opgeroepen om zoveel mogelijk van de administratie te redden. Al om vier uur kon het sein "brand meester" worden gegeven. De bovenverdieping en een groot deel van het dak waren volledig verwoest. Bij een eerste schatting werd de schade geraamd op vijftigduizend gulden.

Na 22 jaar - op 1 september 1955 - had Hoofddorp weer een kantongerecht, als vanouds in het raadhuis. Burgemeester mr. Johannes Freerk Jansonius werd geïnstalleerd als plaatsvervangend kantonrechter. Mr. Goudsmit was kantonrechter en Henricus Tabbers deurwaarder. Tot 1959 waren de zittingen in het raadhuis. Daarna werden die gehouden in een houten barak achter het gebouw. Na het vertrek van het Arbeidsbureau uit het voormalige gebouw van het kantongerecht kreeg het grootste deel van het gebouw weer zijn oude bestemming. Toen de belasting-ontvanger in 1986 vertrok, kon het kantongerecht beschikken over het gehele gebouw.
Deze toestand duurde slechts een paar jaar tot mei 1993, toen Siekman & Stassen, advocaten en belastingadviseurs, het gebouw betrokken.