OVER DEZE WEBSITE   |   GASTENBOEK   |   AANRADERS   |   DISCLAIMER   

Tekst   Foto's
HOME     HAARLEMMERMEER      DORPEN      T OUDE BUURTJE      PERSONEN      ZOEKPLAATJES      FOTOALBUMS      FILMS     
»  1 - de Eerste Huizen
»  2 - Hoofdweg
»  Hoofdweg 671 - Raadhuis - Bouw
»  Hoofdweg 671 - Raadhuis - Inwoners
»  Hoofdweg 677 - Dokterswoning
»  Hoofdweg 679 - Burgermeesterswoning
»  Hoofdweg 681 - van der Stadt
»  Hoofdweg 683 - v Arkel - Esselink
»  Hoofdweg 685 - 687 - Gerdina’s Lust en Steenheg
»  Hoofdweg 689 - Notariswoning
»  Hoofdweg 691 - 693 - Doopsgezinde Kerk
»  Hoofdweg 695 - 699 - Villa’s
»  Hoofdweg 705 - de Veenhoeve
»  Hoofdweg 711 - de LTS
»  Hoofdweg 711 - Sloop van de LTS
»  Hoofdweg 719 - 721 - Huizen van Scheppingen
»  Hoofdweg 723 - de Gasthof
»  3 - Langs de Genie
»  het Fort en Geniedijk
»  het Zwembad
»  de IJsclub
»  4 - Raadhuislaan
»  Raadhuislaan 003 - Kantongerecht
»  Raadhuislaan 011 - Sam de Koning
»  Raadhuislaan 012 - vd Helm
»  Raadhuislaan 013 - 014
»  Raadhuislaan 015 - 018
»  Raadhuislaan 018 - Bruis v Leeuwen
»  Raadhuislaan 018 - Groenteveiling
»  Raadhuislaan 019 - 020
»  Raadhuislaan 021 en Verder
»  5 - Fortweg
»  Fortweg 002-10
»  Fortweg 003-11
»  Fortweg 012-26
»  Fortweg 013-23
»  Fortweg 025-29
»  Fortweg 031
»  Fortweg 033+ en 028+ St Anthonius v Padua
»  Fortweg Fam v Hamelsveld
»  Fortweg Fam Koolbergen
»  Fortweg Fam Schelvis
»  Fortweg Fam Stokman
»  6 - Kruislaan
»  Kruislaan 001-07
»  Kruislaan 002-14
»  Kruislaan 011-15 en Fam Mesman
»  Kruislaan 016-18 en kruidenier Oldenburg
»  Kruislaan 017-23
»  Kruislaan 020-30
»  Kruislaan 025-31
»  Kruislaan 032-42
»  Kruislaan 033
»  Kruislaan 035-37
»  Kruislaan 044 Sociale Wekplaats
»  Kruislaan 044 Fam v Kalmthout
»  Kruislaan 052 het Witte Kerkje
»  Kruislaan 054 Horizon
»  7 - Nieuwbouw
»  Jeugdherinneringen Jan Mesman
»  Deel 1
»  Deel 2
Kruislaan 15 - De Melkboer
Mijn ouders hadden daar een melkzaak. In de Kruislaan hadden zij een woonhuis met aan de wegzijde een winkeltje, nu zouden we zeggen; een buurtwinkeltje. (Buurtsuper is al zefs een té groot woord ervoor)
Het was voor die begintijd een leuk en op maat gemaakte winkel, functioneel voor z'n tijd, proper en netjes. Direct er aan, naar achter toe, was er het woongedeelte, deze bestond uit een woonkamer ongeveer 6 meter breed en zo'n 7 meter lang. Vervolgens een keuken met het aanrecht aan de rechter zijgevel. Daarna kwam je in het "pakhuis" . Dat gedeelte werd zo genoemd omdat dat het allereerste bouwwerk was wat op dat perceeltje stond. Vader Jan was hier begonnen als melkboer (deftiger gezegd: melkslijter (maar het is hetzelfde)) Daar had hij zijn voorraad van margarine, boter, en kaas. Hij had er ook zijn melkbussen en dergelijke. In een afgescheidde gedeelte aan de achterzijde had hij zijn privé, daar stond zijn bed. Eten deed hij bij Familie B. Hamelsveld in de Fortweg, daar was hij "in de kost" zoals dat heette. Maar al rap, toen het hem bleek dat hij het wel zou redden met die melkhandel trouwde hij met Marie Scheppers, mijn moeder dus. Zij was pas 19 jaar, maar ja, al een tijdje verkering en verliefd en vrijer Jan zat daar in zijn uppie, dus.... trouwen. Nou dat heeft bijna 75 jaar geduurd, dus dat bleek geen verkeerde keuze.
Maar ja, zoals ik al zei: jong en verliefd, dus wat moet je nog meer? De kinderen kwamen in rap tempo. Vóór mij zagen het licht, eerst een dochter, An, toen als tweede weer een dochter, Nel. Vervolgens een zoon, dat was Frans. Daarna weer twee meiden t.w. Martha en Mien (later Mies genoemd, Mien was plots ouwerwets !) Na Mies kwam ik. Dat was dus 1935. Na mij kwamen nog: Wim, Zas, Truus, Ria en Hans. Met elkaar 11 kinderen in leven. (er was één kind bij de geboorte overleden, ene Truusje)
Mijn moeder baarde grote kinderen, ze waren allemaal zo rond de tien pond, en dat is veel, de jongste Hans woog echter slechts 7 pond (ook zat, toch?) maar moeder vond 7 pond maar niks, zo'n iel ventje. Nou is dat later allemaal wel weer goed gekomen, hoor.
Er zat tussen de geboorte van elk kind ongeveer twee jaar. Dat is dan toch weer heel netjes niet waar, zij waren nl. zeer Rooms en gebruikte dan ook geen voorbehoedsmiddelen. Dus wilde je even geen nieuw kindje, ja, dan maar een poosje geen sex. Zo ging dat dan. Wat mij wel eens verbaasde was nadat ik was geboren in 35, de productie toch gewoon gestaag doorging, oorlog of geen oorlog. Maar ja, we leven nu in een andere tijd, dus dat is makkelijk praten nu, niet waar?
Om al die monden te voeden en dat grut te kleden e.d. Moest er meer omzet gedraaid worden. Maar ja, dat is wel vlot gezegd, dan gedaan.
Vader verzon om zelf pap te gaan maken. Maar om pap te maken, het gaat hier dus om karnemelkse gortepap, (wie kent het nog?). Hij kocht al wel melk bij de boeren. Dat haalde hij op met een bestelauto. Dat was een Ford. Bijna iedereen kent wel zo'n ouwe Ford, met van die spaakwielen. Nou deze had dus een opbouw tot bestelauto, vader was één van de weinige in die tijd die met zo'n ding rondreed. Hij was altijd in, voor nieuwe dingen, mits ze goed waren en mits je ze kon gebruiken, geen flauwekul dus, daar had ie geen geld voor over.
Goed, gortepap maken. Tsja, de melk die hij bij de boeren ophaalde had natuurlijk een verschillend vetgehalte. De voorschriften waren voor "gestandariseerde melk" een vetgehalt van 2,5%. Nu had hij een z.g.n. Centrifuge, daar ging dan bovenin de melk en vervolgens werd alle vet (room) er uit gehaald.. Dan had je dus z.g.n. "taptemelk" (dat werd óók wel als zodanig verkocht, en was natuurlijk het goedkoopst), maar om gestandariseerde melk te krijgen voegde je 2,5% vet (room} weer toe aan die taptemelk, klaar zo had je gestandariseerde melk. Als die koeien een beetje goed gevoerd werden hield je "room" over. Kijk en daar maakte hij al roomboter van door het zelf te kamen in een grote houten kuip met van binnen schoepen en die kuip draaide dan rond. Die kuip stond rechtop, nu ja niet kaarsrecht, maar als je er recht vóór stond liep de (denkbeeldige) as van links onder naar rechts boven, schuin dus. Door het draaien en klotsen van de room scheidde de echte room zich af, wat over bleef, was dan dus de boter én als rest de z.g.n "ondermelk" . Van die ondermelk kan je dan ook karnemelk maken (melk van na het karnen) Nou had vader bedacht: weet je wat, ik laat die ondermelk gewoon lekker zuur worden, dan heb ik toch "karnemelk" Zo bedacht, zo gedaan. Hij deed dat spul in een aantal flessen en verkocht er een aantal van. De andere dag die paar klanten gevraagd wat ze er van vonden. Nou de eerste had het nog niet geprobeerd maar bij de tweede kreeg ie te horen: "Nou melkboer, dat was helemaal niks; mijn man zei al: Dat is helemaal geen karnemelk." Nou was vader even zo bijdehand om te vragen, "als uw man dat zo mooi weet, weet ie misschien ook hoe ik wél karnemelk moet maken." Ja, zegt die vrouw, dat weet ie ie inderdaad, hij werkt namelijk in een laboratorium. "En zegt ze," Ik zal hem vragen om het u te komen uitleggen."
Nou, 's avonds was de man al bij vader. Zij hebben samen het hele proces besproken, en in gang gezet en tot productie gebracht. Ze hadden zelfs een klein laboratoriumpje, daar werd het hele proces voorbereid, eerst met "moederzuur" wat aangelengd werd met 10 liter volle melk en een tijd op de juiste temperatuur werd gehouden, je had dan een grotere hoeveelheid zuiver verzuurde volle melk, en dat ging dan bij een grote hoeveelheid (wel een 2 tot 4 honderd liter ondermelk. Ook deze moest op temperatuur worden gehouden (16 gr.) en dat dan 24 uur aaneen. Dan pas had je karnemelk !
Dan nu de gortepap. Nu hij dus mooie karnemelk had, wilde hij er ook pap van maken, en wel gortepap. Gort is gepelde gerst, welke daana 12 uren in de "week" wordt gezet en daarna aldoor roerend een uur wordt gekookt in de karnemelk. Dat koken gebeurde in een grote ronde dubbelwandige ketel met een deksel erop, deze ketel had een inhoud van 3 a 400 liter schat ik zo, en daar stond dan een ronddraaiende verticale stang in met daaraan een paar schoepen. Dat ronddraaien was percee nodig anders ging de boel schiften. De as werd aangedreven met canvas riemen die over brede houten aandrijfwielen liepen, géén tandraderen, nee er liep immers zo'n 6 centimeter canvasriem overheen, hij had dus een glad oppervlak. Ik kan nog steeds dat geluid in mijn herinnering halen die het verbindingsstuk maakte. Zo'n riem had natuurlijk een begin en een eind, en om daar nu een gesloten ring van te maken werden de uiteinden met een soort krammen aan elkaar vastgemaakt. Zo'n kram moet u zich voorstellen als een soort metalen plaat omgebogen en vast gezet aan het uiteinde van de riem. Deze plaat had een hele rij oogjes zodanig dat het uiteinde van het andere eind van de riem, met diens oogjes precies paste tussen die van het andere einde. Je kreeg dan op deze wijze een soort kokertje of tunneltje, gevormd door beide rijen oogjes van de twee uiteinden én daar werd dan een ijzeren pin in gestoken en zie... de ring was gesloten.
Ik schrijf hier nogal uitgebreid over, hoor ik u denken, maar deze dingen zijn namelijk al van zó lang geleden dat ik denk dat er nog maar weinig mensen zijn die dat nog kennen, vandaar. In onze jonge tijd werd dat systeem veel gebruikt, o.a. Bij die ouwe dorskasten,(dorsmachines) maar ook nog in heel veel fabrieken, vooral die waar nog met stoom werd gewerkt. Vader had al een grote bedrijfs-verwarmingsketel met daarbij een grote stoomketel. Daarmee werd het stelsel van drijfassen en -wielen en canvasriemen aangedreven. Hiermee had hij een mooie troef in handen. Hij maakte uitmuntende gortepap en verkocht die zelf met groot succes. Vergeet niet op dat moment was het de enige pap die in de fles werd verkocht en daarbij dus voor de huisvrouw een kant en klaar product; en nog lekker ook.
Toen het goed liep in zijn eigen wijk ging hij het ook verkopen aan collega's, natuurlijk allereerst in dorpen verderop, hij was niet besjokke, hé. Nieuw Vennep, de Lijnden en nog een aantal plaatsen. Dat liep goed tot dat de oorlog begon, 1940, en alles veranderde.
Alles ging op de bon, (we hebben wat vellen met bonnetjes volgeplakt) en dus ook de melk werd aldoende gerantsoeneerd. Nou had vader de mazzel dat de melk die hij gebruikte voor de papbereiding binnen zijn rantsoen viel, gevolg: hij had een aardige hoeveelheid melk te verkopen. En eerlijk is eerlijk, hij maakte daar absoluut géén misbruik van, geen zwarte handel dus. Na de oorlog heeft hij nog geprobeerd om alléén met een standarisatie bedrijfje door te gaan, maar hij was al gewaarschuwd dat hij daar te klein voor zou zijn (het grote geld ging in die branch investeren, en daar kun je niet tegenop werken) dus na een jaar, waarin ie met hard werken niks verdiend had maar ook niks verloren, is hij daarmee gestopt en werkte daarna alleen als melkbezorger, dat heeft ie dan nog 34 jaar gedaan. Toen werd het tijd ermee te stoppen.
Zijn leeftijd, mijn gezondheid, de opkomst van het groot winkelbedrijf (AH, Dirk vd Broek e.d.) én niet te vergeten, de buitenhuis werkende huisvrouw. Kijk wij hadden wel een winkeltje maar de echte omzet bereikte wij door het bij de mensen thuis te bezorgen. En juist in die tijd bleven veel jonge vrouwen na hun huwelijk door werken, niet onlogisch hoor, maar als zij niet thuis waren konden wij aan een gesloten deur niks verkopen.
Al met al verkochten wij dus onze zaak aan de AMC, onze melkfabriek. Deze zocht op zijn beurt iemand die de zaken wilde voortzetten. Geld voor zo'n zaak wilde de AMC je dan wel lenen op voorwaarde dat je niet naar een andere melkfabriek overliep, tja ze waren natuurlijk geen Sinterklaas, hoewel voor de lening die ze gaven, vroegen ze dan toch wel een zéér redelijke rente, zo laag kon je ze bij de bank niet krijgen. De nieuwe melkboer werd Fritschy. Deze man heeft het maar één jaar gedaan en werd toen ziek, kreeg kanker en overleed. Vader heeft Nel Fritschy nog geholpen, met de inkoop van de voorraad e.d. Zodat Nel de tijd kreeg om een opvolger te zoeken. Dat is Goudsblom geworden, maar daar weet ik niks van af.
Ik weet alleen dat hij met van die SRV-wagens ging rijden, maar daar zagen vader en ik (we spraken er natuurlijk wel over) écht geen heil in, ik zei wel: "Na déze wagen kopen ze nooit meer een tweede". Maar allee, de één ziet het zó en een ander weer totaal anders.
Maar ja, nu ken ik echt geen plaats, groot of klein, te benoemen waar nog een "melkboer" rondsjouwd. De wereld gaat verder niet waar, die blijft niet op je wachten.

Kruislaan 16- De Kruidenier
Laat ik het nu even hebben over Piet Oldenburg de kruidenier in de Kruislaan.
Piet had een winkel schuin tegenover die van ons. Hij werkte daarin met zijn vrouw en later bijgestaan door hun dochter Nel. Zij hadden ook nog een zoon, Maarten. Een aardigheidje; we zijn op dezelfde dag jarig. Maarten werd geen kruidenier maar begon een autorijschool, en daarvoor of erna had hij een tabakswinkel. Dat heeft hij allemaal niet zo erg lang gedaan. Hij is later een camping gaan runnen ergens in Noord-Holland vlak aan zee. Ik dacht even boven Bergen. Of hij dat lang heeft gedaan weet ik ook niet, ieder gaat zo z'n weg en dan spreek of zie je elkaar jaren niet. Vader Piet heeft ook zijn kruidenierszaakje verkocht en begon aan de Kruisweg (of eigenlijk zette dat bedrijfje voort) een zaak met rookgerei, waar eerst zijn zoon in zat. Piet zag er nooit zo erg gezond uit maar ik weet ook weer niet hoe oud hij geworden is.
In het pand van Piet, vestigde zich een bedrijfje wat onder andere verlichtingsarmaturen verkocht en dan niet aan de particulier maar meer voor kantoren en bedrijven.
Het woonhuis werd bewoond door Dick en Marion Dienske, wij kwamen wel bij elkaar. Later zijn die verhuisd naar Schoonderbeek in Drente, daar had Dick werk gevonden in een fabriek waar ze met chemische stoffen werkten. Ze maakten daar o.a. Poederverf. Dat wordt via electriciteit (plus/min) op metalen onderdelen aangebracht, is een hele mooie methode en geeft een prachtig resultaat. Maar op dat hele fabrieksterrein stonk het als de pieten, dat is een stank, ik weet wel, wat het ook zou betalen, daar zou ik niet gaan werken, echt niet. Ik wordt er echt misselijk van.

Kruislaan13 - De Bakker
Ja, en dan naast ons, had je de bakker Ome Goof Mesman.
Mijn vader heeft een aantal jaren bij hem gewerkt. Goof kon goed bakken, echt een heel best broodje, maar hij was minder geschikt om met de klanten om te gaan en juist dat kon vader weer wel. Dus vader op de weg en Goof in de bakkerij. En als mijn vader tijd over had werkte hij ook mee in de bakkerij. Dat ging prima, maar ja, vader wilde toch wat voor zichzelf beginnen, dus werd hij melkboer.
Toen Goof al op leeftijd begon te geraken en geen opvolger had voor de zaak, de jongens waren geëmigreerd, heeft hij de zaak verkocht aan Reevers. Goof had aangeboden nog een poosje mee te draaien om Reevers in te werken zodat hij hetzelfde brood kon bakken en verkopen als Goof dat deed. Maar ja, Reevers vond dat hij het wel wist allemaal, maakte herrie met Goof en Goof vertrok. Toen dan de omzet terug liep was Leiden in last natuurlijk. Nou hadden die kleine bakkers een voordeeltje. Doordat heel veel gezinnen een dubbel inkomen hadden en daarbij geen grote gezinnen waren, hadden zij meer geld te besteden aan meer luxe.
Dus de broodbakker werd de "Warme Bakker" en verkocht zijn luxe broodjes. Voor zo'n broodje kon hij aanmerkelijk meer vragen dan voor een gewoon tarwebrood. En ach, je bakt een wit brood strooit er een handje blauw maanzaad over en je hebt weer een luxe brood. Zo ging dat. Wij, mijn vrouw, de kinderen en ik woonden in Limburg, maar toen wij weer hier in het Westen, in Nieuw-Vennep kwamen te wonen werd ik er op uitgestuurd, twee tarwebroden te kopen bij de C1000. Hadden ze daar een z.g.n. "broodhoek" staat me daar hoop een volk voor en ik hoor een man met een geaffecteerde stem (met zo'n héte aardappel in de mond) vragen om 6 bolletjes sesam, 6 bolletjes "met weet ik veel" enz.,... nou en daar stond ik dan, daar op mijn twee tarwebroden te wachten.
Dus ik kom thuis en zeg tegen mijn vrouw: Die lui hier zijn niet goed wijs hoor, allemachtig ! Niet lang daarna moest ik even voor haar naar de poulier om een kipftletje. Is er een jonge vrouw voor mij en vraagt om : "struisvogel-biefstuk" . En denk nog, dat kan toch niet, maar de mevrouw achter de toonbank, zei heel serieus: "Ach, mevrouw, die komen donderdag weer, maar ik kan wel alvast uw naam noteren, dan ligt het voor u klaar."  Dus ik kwam weer thuis en zeg: "Nou vrouw, ze zijn hier écht besjokke hoor, hoe bestaat het." Ja, wij leefden blijkbaar nogal eenvoudig in het Limburgse land, maar dat was toch echt niet verkeerd hoor. Maar ziet, de veranderingen gaan gewoon gestaag verder, daar heb je als individu geen invloed op.

'Gewone huizen'
Ach, verder had je nog een flink aantal gewone huizen in het laantje, nu ja gewoon, ik bedoel hier dus dat het geen bedrijfjes waren, maar gewone woonhuizen.

Hoofdweg 681
Op de hoek Hoofdweg/Kruislaan woonde de Fam. Van Niel, van de Forddealer van Kalmthout en van Niel. Daar was 'Chef' van Kalmhout de man van de verkoop en de garage en van Niel was de man van de boekhouding. Zij hebben jaren lang samen gewerkt, ieder goed op hun eigen terrein. {ik ben nog in het bezit van een oude kranten-advertentie van "Kalmthout en van Niel" uit het jaar 1926 en daar worden hun Ford-auto's aangeprezen voor bijvoorbeeld de Ford Sedan Fordor (de duurste) voor: F 2125.00 (ouwe guldens dus, dus hé) Ja en een wat minder luxe uitvoering kocht je toen voor: F 1355.00. Dan had je nog twee uitvoeringen t.w. Die mét en die zónder electrische starter, die "zonder" moest je dan starten met een slinger. En de electrische, heel chiq dus, koste dan wel F 175,00 meer. Mooi hé ! }
Rustige mensen, de familie van Niel. Héél mooi was, (en dat kan ik nu gerust vertellen, het echtpaar zelf is reeds overleden) maar mijn schoonmoeder, die heel vroeg weduwe was geworden, haar man overleed door een ongeluk op de bouw waar hij werkzaam was, kreeg elke week twee grote broden bruinbrood, en dat zolang totdat de jongste volwassen was. Dat is toch prachtig, niet dan?

Hoofdweg 683
Op de andere hoek woonde een familie wiens naam ik niet meer weet, wel van de bewoners daarna, dat was de familie Gribnau (kandidaad-notaris). Even een verhaaltje daarover.
Ik kwam er aan de deur (bij de keuken) en zo deed ik dus de deur open om te roepen dat de melkboer er was, dat was gebruikelijk in die tijd, en wat ik zag daar binnen, niet te geloven zeg, alles maar dan ook alles was bruingeel. De muren, het plafond de deuren het aanrecht enz. letterlijk alles én stinken, 't was bar gewoon. Het werkstertje kwam binnen en vertelde hoe dit zo kwam. Wel, mevrouw speelde cello, nou dat is natuurlijk erg mooi, ik wilde dat ik het kon, maar goed, zij speelde cello, maar.... ze had een kippetje in de oven gezet om die eens lekker te braden. Maar ze ging zo op in haar spel dat ze dat hele kippetje vergat. Dat beestje werd zo heet, dat was finaal gecremeerd. Het meisje liet mij het restant zien: alleen nog wat hele dunne zwarte botjes, dat was alles. Ja, en de rest zat dus als een geel-bruine vetlaag op alles wat er in de keuken was. Dagen werk heeft dat grietje er aan gehad, ja, want die moest het natuurlijk allemaal weer schoonmaken. Mevrouw heeft dat kunstje toch maar niet meer uitgehaald. Mooi verhaal,hé
De mensen die er vóór Gribnau woonden hadden een kind wat ziek werd, het kreeg TBC, een ziekte aan de longen, zeer gevaarlijk. TBC ook wel TB genoemd, het werd ook wel eens de pleuris genoemd, maar dat is dan eigenlijk specifiek een ontsteking aan het longvlies terwijl de ziekte op veel meer plaatsen kan uitbreken bijv. de rugwervels of de hersenen. Ook werd het in de volksmond wel "de vliegende tering" genoemd; het lichaamsgewicht nam n.l. sterk af.
Daar was nog niet veel tegen te doen. Het enige was bedrust en veel, héél veel frisse lucht en de patiënt zoveel mogelijk isoleren. De peniciline kwam pas later. Dit werd in 1928 al ontdekt door Alexander Fleming, maar daar werd toen verder niets mee gedaan, pas in 1938 werd het verder onderzocht, maar het moest eerst een tweede wereld oorlog zijn uitgebroken alvorens men er écht werk van ging maken. In 1944 hadden de Amerikaanse soldaten al baat bij het middel, dus na de oorlog kon het ingezet worden door iedere huisarts indien het nodig was. Dat was nu eens een écht medicijn waar de dokter wat mee kon. Bijvoorbeeld bij een longontsteking, of bij halsstarrige ontsteking als gevolg van een verwonding, kortom echt een mooi medicijn. Het hielp ook bij de ziekte: TBC.
Maar ja, dat was er toen nog niet. De patiënt werd in zijn eentje in bed in een apart huisje gelegd en verzorgd, de z.g.n. 'TBC-huisjes. Je had er op een aantal plaatsen, eentje stond er dus bij de familie vóór de Gribnau's, er stond er ook een in de achtertuin van Hannes Overbeek, en ik kende er nog een die stond bij de familie Jongenelen (aan de Kruisweg)
Die eerste, die dus van die bewuste familie was, waar nu Gribnau woonde, was een heel bijzondere, die kon je namelijk ronddraaien zodat je elk moment van de dag van de zon kon genieten. Het huisje stond op ijzeren wielen en die liepen over een opstaande ijzeren ring, dat was best mooi gemaakt. Of die er nog staat, dat weet ik eigenlijk niet, voor een aantal jaren terug heb ik hem er nog wel gezien. [JW: Het TBC huisje is nu in beheer van Stichting Meer-Historie en staat nu heel toepasselijk bij het Spaarne-ziekenhuis] In het openlucht museum in Arnhem staat er ook een, die valt al onder de monumentenzorg. Deze en de andere die ik kende stonden vast.
Het was geen lolletje in zo'n huisje hoor, je lag natuurlijk heel vaak in je eentje én daarbij op een bepaald moment vóel je je niet meer ziek, tenminste zolang je rustig lag, maar ja, voor dat je beter was kon erg lang duren.

Kruislaan 4-10
Het eerst volgende huis, wat eigenlijk drie onder één kap was, werd bewoond door Rein Rijnders. Hele aardige mensen. Hun zoon heb ik later nog vaak ontmoet.
Ja, in de andere twee woninkjes woonde dan weer de een en dan weer 'n ander, ik zou waarachtig niet meer precies weten wie dat allemaal waren. Eén naam herinner ik mij nog dat was de familie van Leeuwen, oh ja, en ook de familie de Rooyen, zij was er een van Schelvis, tenminste ik meen dat, en het was juist de eerste familie waar ik de volgende herinnering aan heb. Deze vrouw vertelde mij eens dat haar kind, van een jaar of 4 a 5, de parathyfus had en dat het een paarse ontlasting had. Nou dat klinkt niet best, toch? Enfin, daar staan we dan zo over te praten, van wat daar nou toch de oorzaak van kan zijn, maar terwijl we dat doen zit het kind in de omheinde tuin, en wat doet dat wichtje, ik zie dat het kluitjes grond zit te eten, er was namelijk geen grasveld, welnee het was gewoon omgespitte grond wat al een poosje braak lag.
Dus ik vraag haar "doet dat kind dat wel meer?" En zij, "ach ja, ik snap ook niet dat ie dat lekker vindt." Je snapt dat ik haar op het hart gedrukt heb dit ook aan de huisarts te vertellen, dat had ze dus nog niet gedaan, maar zei ik haar, deze ziekte is heel besmettelijk dus doet u dat a.u.b.  Nou ja, de meeste mensen hadden nog maar weinig kennis van bacteriën e.d., maar ik had die dingen wel al op school en de op diverse cursussen gehad Door dit voorval kan ik mij die vrouw nog herinneren.

Kruislaan 12-14
Het volgende huis was er eentje een z.g.n twee onder een kap. Ik weet nog wel dat in de rechterkant de familie Bliek later Imanse woonde. Een zus van mij heeft eens het loonzakje gevonden met zijn weekloon erin, ze waren toch wel blij het terug te krijgen, dat snap je.

Kruislaan 16-18
Aan de rechterkant van het volgende dubbel woonhuis, waar dus eerst Piet Oldenburg zijn winkel had en later Dick en Marjon woonden, woonde Machielse. Hij werkte op Schiphol.

Kruislaan 20-22
Daarnaast ook een dubbel woonhuis, had je eerst Henk de Kommer met zijn vrouw "tante Riena" en met hun zoon. Henk was vrachtwagen chauffeur bij Rijlaarsdam. Zijn vrouw tante Riena was een schat van een mens. Wanneer er iemand in de buurt was overleden werd tante Riena geroepen om de dode "af te leggen" , ja, zo heet dat, beetje vreemd, kan ik ook niets aan doen. Toen Tiny en ik met onze kinderen in de melkzaak gingen wonen, (vader had het huisje van Kees Verbeek gekocht nr. 24) had onze jongste de handigheid om uit z'n box te klimmen en ging dan rechtop staan in de vensterbank met zijn snuit en handen tegen het raam. En tante Riena, die dus precies tegenover ons woonde, zag dat dan en kwam angstig en gehaast toegesneld de winkel in om Tiny te waarschuwen dat dat joch weer van die gevaarlijke toeren uithaalde. Maar ja ons knaapje was wat hardleers want het gebeurde geregeld toch nog eens.
Naast de Kommer woonde in mijn jeugd Oma de Koning, die werd altijd een beetje boos als de bal weer eens bij haar in de tuin terecht kwam. Ook wel te begrijpen hoor, want het wiegerde van de kinderen bij ons in de straat, en die speelden daar ook, dan vliegt er eens gauw een bal bij iemand over het tuinhekje, kan je écht niks aan doen.. Maar toen wij er woonde was Oma de Koning weg en woonde er de familie Joustra. Deze mensen hadden een zoontje en als die binnen moest komen kon zijn moeder met een harde stem met een enorme uithaal z'n naam roepen. Die naam was meen ik Douwe, in ieder geval iets wat daar op leek, dus dan hoorde je: Dóü...weeee !! Kun je er wat bij voorstellen. Verbazend, een beetje ordinair en grappig tegelijk.
Later is daar Aad en Lenie Donker gaan wonen ook al hele aardige mensen, echt waar. Lenie haar ouders hadden een motorbootje bij de Kaag, daar zaten ze vaak, maar varen deden ze weinig, die diesel zoop brandstof, dat was niet leuk meer. Op onze vraag wat ze daar dan deden, zei ze: "Ach, mijn vader houdt het bootje op orde en moeder verveelde zich dus die zat aan één stuk te breien. En verder zaten ze maar zowat rond te "koekeloeren" . (mooi woord hé)
Maar vader en moeder hadden er hele fijne buren aan. Mijn ouders waren ook gek op hun twee meiden, ze waren vaak bij hen, ze zagen mijn ouders als een extra paar grootouders. Ik weet niet of die twee zich dat kunnen herinneren.

Kruislaan 22-24
Vader en moeder hadden dus dat huisje gekocht van Kees Verbeek. Dat had natuurlijk een opknappertje nodig maar toen waren ze er ook heel content mee, zij hebben er nog een hele tijd heerlijk gewoond. Aan de achterzijde van het huis stond een druivenstam, nog van Kees, en vóór ik naar Limburg ging heb ik op zijn verzoek daar een broeikastje omheen gebouwd. Met een ruime hoogte zodat hij er goed de ruimte in had, en daar heeft hij menige druiventros geoogst, en was daar dan ook apetrots op. Verder had hij achter in de tuin een schuurtje met een werkbank en een klein draaibankje, dat had hij te leen van een broer van een schoonzoon. De electra haalde hij met een heel lang snoer uit de bijkeuken vandaan, en was dan ingespannen, driest in de weer. Ik heb hem wel eerst leren omgaan met het gereedschap, van nature had hij voor knutselen absoluut twee linkerhanden, (en zei ik dan: en die staan dan óók nog verkeerd om ook !)
Maar aldoende leert men niet waar? Dus al snel begon hij toch reuze leuke dingen te maken, verdraaid als 't niet waar is. Nou en moeder was ook altijd aan het knutselen, maar die had het weer wel van nature mee gekregen. Ze breide ballen, grote poppen (Lange Lijs) én heel beroemd waren een wat kleiner formaat popjes, ook gebreid die menigeen nog heeft en die dan nog vaak een ereplaatse hebben. Ook beroemd was haar eigen creatie van Ruud Gullit, compleet met rastahaar en juiste rugnummer.
Als vader zo lekker bezig was in zijn schuurtjes zag of hoorde hij niets anders. Maar als moeder dan de koffie klaar had, zou ze dus helemaal naar de schuur moeten lopen. Nou daar had ze snel wat voor gevonden; ze nam twee pannedeksels en kletste die tegen elkaar, wat genoeg herrie maakte om vader van zijn werk doen opkijken. Maar als hij nu met dat draaibankje een kandelaartje aan het draaien was hoorde die dat zelfs niet. Nou daar had Marietje ook al wat op bedacht; ze trok gewoon de stekker uit het stopcontact, en dan kwam vader vanzelf wel met een verwonderd, vraag-gezicht naar de keuken lopen; kon ie gelijk aan de koffie !!
Toen ze hun trouwfeest vierde, ik weet niet meer welke hoor, hebben we met z'n allen, al hun kunstwerken bijeengebracht en feestelijk op twee kramen uitgestald, dat vonden ze érg leuk, trouwens wij ook.
Toen de jaren téveel gingen tellen zijn ze naar het bejaardenhuis gegaan, vader is 89 en moeder 86 geworden, en allebei zijn ze héél rustig en vredig gestorven.

Aan de andere kant van het dubbel woonde eerst Hannes Ouwerkerk met zijn vrouw, ook alweer hele lieve mensen, echt waar. Later heeft zijn zoon, Kees het gekocht en ik denk dat hij daar nog met zijn vrouw woont. Kees z'n ouders zijn ook het bejaardenhuis ingegaan en wel "De Horizon" aan de Kruislaan wat nog een betrekkelijk jong gebouw was, met er omheen een 50-tal bejaarden-woninkjes, én nog een flatgebouw (2 hoog) ook voor bejaarden die dus zichzelf nog  konden redden. Dat was een hele mooie oplossing.

Kruislaan 28-30
En dan zijn we nu bij de woning van Jan Wies. Daar heeft eerst de familie Wiering gewoond. Deze zijn geëmigreerd naar Canada, zij hadden een flink aantal kinderen en zagen daar meer mogelijkheden, hopelijk is het ze ook gelukt, allemaal. Dat viel dees en gene nog wel eens behoorlijk tegen, In de oorlog had Wiering wat verzonnen om z'n kinderen langer met een paar klompen te doen. Je liep in die tijd op klompen, hé, ook naar school. Als het nou gesneeuwd had plakte die herrie onder je klompen zodat je steeds hoger kwam te lopen, totdat er één van de twee kluiten sneeuw losliet; dan stond je opeens scheef, ja dat ging ook niet dus dan schopte je die andere kluit er ook onderuit en dan ging het weer even. Trouwens, en dat was toch eigenlijk best een beetje raar; dan voelde je voeten plotseling een stuk lichter. Ja, logisch hoor ik u denken, maar het zwaarder worden ging zo geleidelijk zodat de overgang je écht opviel.  Oh ja, Wiering had wat verzonnen. Nou die sneed uit ouwe autobanden een soort rubberzooltje en spijkerde dat dan onder die klompen, en dat ging dan natuurlijk véél langer mee, want die houten klompen kostte vóór de oorlog niet veel maar ze sleten ook wel rap hoor.
Dan liep je plots weer met een gat in de zool en dat merkte je natuurlijk pas als je voet nat werd als het geregend had. Ja en dan hadden wij (de meeste wel hoor) klompen met een lerenriempje over de wreef, prima, totdat zo'n leertje bij het hardlopen brak; dan kreeg je die harde, toch wel scherpe rand van die klomp op je wreef; én dat deed verrekte veel pijn, dat kan ik je verzekeren.
Na Wiering kwam dus Jan Wies met zijn vrouw daar te wonen. Kregen een aantal kinderen en vader Jan ging het huis opknappen. Nou is dat wel gauw gezegd maar niet gedaan natuurlijk. Kijk, als dat het enige is wat je te doen heb, dan gaat het wel, maar Jan had hiernaast ook gewoon z'n werk bij de baas, ja en daar kom je ook niet om vliegen te vangen. Bovendien werd de verbouwing groots aangepakt. Het werk was al een eind op weg toen vader Jan stierf, veel te vroeg. Zijn jongens hebben daarna de klus afgemaakt, en nu woont vader Jan, z'n vrouw aan de rechterkant van de woning en jonge Jan Wies bewoond het linker gedeelte. Moeder Wies krijgt gelukkig veel aandacht en liefde van haar kinderen, en dat heeft ze ook wel verdiend.

Dan gaan we nu even terug naar de overkant waar we gebleven waren bij de melkzaak van Jan Mesman.

Kruislaan 11
Ik heb nog vergeten te vertellen dat in het huisje waar Hannes Overbeek heeft gewoond, jaren gelee mijn eigen Opa woonde. Dat was Johannes Leonardus Mesman, (daar ben ik naar vernoemd) Hij had daar een brandstoffenhandel. Eerst kolen en turf. Later kwam daar ook olie bij. Op zijn ouwe dag is hij verzorgd door een ongetrouwde dochter, tante Trui. Die woonde in Halfweg, daar is hij goed verzorgd en daar is ie ook op zeer hoge leeftijd gestorven.

Kruislaan 17-19
Naast de melkzaak stond/staat een dubbel woonhuis. Het eerste werd bewoond door de familie Schrama. Piet Schrama was kachelsmid bij van Driel en van Dorsten in Hoofddorp. Van Driel had naast die kachelzaak (ze verkochten ook nieuwe kachels) ook een autogarage, zij voerde het merk Citroën. De verkoop van nieuwe auto's was in een pand aan de Kruisweg en de reparaties werden gedaan in een voormalig kerkgebouw op het Marktplein, (dat is nu allemaal verdwenen) Piet en z'n vrouw hadden een groot aantal kinderen, maar Piet had alle dagen werk én daarbij een grote groentetuin. Piet was zelf niet zo sterk wat zijn gezondheid betreft, ik meen toch dat hij zo rond de 80 a 85 jaar oud is geworden.
Naast Schrama woonde eerst een familie waarvan de naam mij op dit moment niet te binnen schiet. { ach ja, dat was de familie Berkhout.} Hij zat in de bouw en is later verhuist ergens in de buurt van Alkmaar/Purmerend en had daar met z'n jongens een eigen aannemersbedrijf, ook al hele aardige mensen. Zijn vrouw was ook wel een bijdehandte griet hoor, in de oorlog namelijk, gingen we zogenaamd "tarwe schooien" Wat dat was? Wel, eten was schaars, en als nu een boer had gedorsd (een klusje voor in de winter) dan ging je er op af om tarwe te kopen. Nou was je daar niet alleen , dat begrijp je, als er een boer ging dorsen ging dat bericht als een lopend vuurtje door het dorp, dus je stond al gauw met een man of veertig bij die boer op de dam. Nou dan kon je soms één of hooguit twee koppen graan kopen (een "kop" is een soort ronde holle pan met een lange steel; het lijkt veel op wat ze tegenwoordig een "wok" noemen)
Maar die buurvrouw ging dan als ze de eerste buit binnen had , als de bliksem naar huis kleedde zich om, maar nu dus héél anders dan de eerste keer, ging met een vaartje terug en werd opnieuw bediend. Vervolgens weer als de rook naar huis en zich weer omgekleed, dit keer met een grote hoofddoek als extraatje en ook dat werkte. Ja, het was een vindingrijk typje.
Na deze familie trok de familie Everaard de woning. Klinkt misschien afgezaagd, maar weer héle aardige mensen. Frans was "kouwe bakker" of te wel hij bracht brood rond maar bakte dat niet zelf. Zijn vrouw was een bescheiden type, met weinig praatjes. Zij hadden naar ik meen, twee jongens en een meisje. Ook Frans had dus net zo'n grote groentetuin als buurman Piet. Ik kwam zo nu en dan bij hem, want dan had ik weer een voedster (vrouwtjes konijn) wat gedekt moest worden. Die mocht dan bij Frans in een hokje waar een ram het voor het zeggen had. Dan haalde ik hem 'n halve dag, of zo, later weer op, en als alles gelukt was, had ik weer een nestje jonge konijnen. Die dieren hield ik voor de slacht, dat deed Frans natuurlijk ook. Op een dag stond ik even te praten, ik was nog maar een jong broekkie, hé. We stonden in zijn tuin en ik zag dat al zijn uien het loof daarvan plat op aarde lag. Ik dacht dat het kapot was, maar nee, zei Frans dat heb ik zelf zo gedaan, dan sterft het loof af en trekt de voeding daarvan nog in de ui. Dan wordt de ui gerooid en liet ie dan een paar dagen op de grond liggen zodat het wat afdroogde waarna het in bosjes hangend aan het droge loof onder een afdak verder kon afharden. Vakwerk, ja toch? Maar terwijl we zo staan te praten zie ik plots wat glinsteren tussen het uienloof op de grond en ik raap het op en laat het nou Frans z'n trouwring wezen, die was ie al even kwijt. Hij was toch wel blij dat hij 'm weer terug had.
Hun kinderen werden groot en toen Frans en z'n vrouw de leeftijd kregen, zijn ze ook in het bejaardenhuis De Meerstede gegaan, daar kwam ik hem zo nu en dan tegen, hij en z'n vrouw hadden het er goed naar hun zin.

Kruislaan 21-23
Naast Everaard was er een laag dubbel woonhuis. Er woonden dus twee gezinnen, van één daarvan ken ik nog de naam. Ik herinner mij ook een vrouw, die woonde in het linker deel, die had een grote "wijnvlek" in het gelaat, dat viel erg op. Die familie is later naar de Tuinweg verhuist, als ik het mij goed herinner. Wat ik nog in ieder geval wél goed weet is dat één van die twee gezinnen aan de achterkant van de woning, buiten suikerbieten aan het koken was. Dat ging dan om de stroop die je er van kreeg, en dat hééft me een weeë lucht, als ik er aan denk wordt ik nog een beetje misselijk van. Maar ja, al wat voedsel was, was meegenomen in die tijd.

Dan had je de kruising met de Fortweg.

Fortweg 25-29
Op de hoek Kruislaan/Fortweg stond een woning drie onder één kap, daar woonde de Familie Overbeek. Het huis had het front eigenlijk aan de Fortweg, maar ja het hoorde in de praktijk zowel daar als in de Kruislaan. Op de volgende pagina's ziet u wat ik reeds apart over deze familie Overbeek heb geschreven.

De familie Overbeek.
In een woning in de Fortweg in Hoofddorp woonde de familie Overbeek. Eigenlijk was het een dubbel woonhuis, eigenlijk drie woningen aaneen. Stond je recht voor de woning, dan had je aan de rechterkant het gedeelte waar: Ma Overbeek, en haar broers: Jo Overbeek, Piet Overbeek en Gerrit, en Teun Overbeek woonden.
Aan de linkerkant woonde een getrouwde broer, Leen Overbeek met zijn vrouw Antje Lanser.
 "Ma" Overbeek had natuurlijk een eigen voornaam, maar die heb ik nooit gekend. Iedereen kende haar als "Ma Overbeek" ; ook haar broers noemden haar niet anders dan zo. Het klonk ook niet oneerbiedig, oh nee, het klonk eigenlijk meer als een erenaam. Het had ook wel iets van genegeheid, zelfs van liefde in zich. Zij was dan ook een hele aardige vrouw, wel al wat op leeftijd, tenminste zó zag ik haar, zo op mijn leeftijd van tóen. Haar nog thuiswonende broers droegen haar op handen en spraken dan ook altijd met respect over haar. Later, sinds kort dus nog maar, vernam ik ten eerste, dat zij niet de moeder van die jongens was; nee, maar zij was hun zuster. Ten tweede: dat haar naam eigenlijk Maartje was. (deze info is van Jan Wies, die bijna alles weet over ons buurtje) Ergens had ik toch aldoor wel een vaag gevoel, dat hun leeftijden niet klopten als moeder versus zoons. Maar ja, zó keek je er als kind toch wel tegenaan, hé. Het waren ook de meest rustige en vriendelijke mensen van de hele wijk, wat zeg ik, van het hele dorp.
Hun ouders waren Leen Johzn Overbeek en zijn vrouw Neeltje Meyer. Zij hebben op diverse plekken gewoond o.a. aan de Aalsmeerderweg daarna in de Parklaan te Hoofddorp (daar is vader Leen Johzn gestorven in 1889). Vóór zij in de Parklaan woonden zaten ze eerst nog in de Kruislaan nr. 23, toen weer de Fortweg en tenslotte Kruislaan 40. Waarom vertel ik dat? - je kunt al die dingen toch immers ook vinden op de site van Jan Wies te Hoofddorp. Wel, ik wil hier maar even benadrukken dat de mensen vroeger vaak, ja héél vaak verhuisden, om wat voor reden dan ook.

Om nog een indruk te geven van die tijd, hier nog het volgende. We praten over ongeveer 1884/ 1910.
Het stuk grond waar later onder andere de drie bewuste woningen zijn gebouwd (Fortweg nr. 25 - 27 en nr.29; was het dus, vóór er gebouwd was, tuingrond en werd toen verkocht voor 60 cent per vierkante meter (ouwe guldenstijd) Het werd begrensd door een sloot de Vijfelsloot geheten. Het restant daarvan kan ik mij nog herinneren. De woningen deden toen een huur van één gulden en vijfentwintig cent per week. Op dit moment is een huur van een woning zo'n 500 tot 1000 euro per maand (en ook nog wel duurdere). Dat is wat ander dan die 5 gulden per maand in die tijd. Maar ja, de lonen en prijzen zijn inmiddels ook een ietsje gewijzigd.

Wel, nu verder met de familie. Naast de woning aan de rechterkant dan, hé, stond een grote houten schuur, dat was de timmerwerkplaats waar Jo Overbeek zijn beroep uitoefende. In het achterste deel, wat gescheiden was van de timmerwerkplaats, had Piet zijn bloemenopslag.
Piet verkocht dus bloemen aan particulieren. Hij ging dan met een bakfiets zijn klanten af, Nou was Piet een koopman die voor het "goedkope bosje" ging. Hij stond bij dees en gene toch wel bekend, dan nou weer niet als oplichter, maar toch: wat je kocht, was dan wel niet duur, maar ze gingen dan ook niet lang mee. Zelf kwam ik met melk en andere zuivel langs de deur, dus dan hoorde je wel eens gemopper.
Als het echt té gek was, dat ze bij wijze van spreken al slap hingen vóórdat Piet de straat uit was, dan kreeg ie natuurlijk op z'n kop. Maar ach, daar maakte Piet niet z'n punt van hoor, je kreeg prompt een nieuw bosje. Ja, en dan maar hopen dat dat wel goeie waren. Maar je moest niet écht verbaast wezen als ook die de andere dag al de vuilnisbak in konden. Maar ja, ze waren wél gekoop hé, en het gebeurde toch ook wel vaak dat je d'r wel een poos plezier van had. (al was het maar tot nét voorbij dat je feestje duurde.). Er werd gezegd: Piet gaat naar de veiling, en als die dan voorbij is gaat Piet de bloemen opkopen die dus eigenlijk doorgedraaid waren. (niemand kocht die met de veilingklok) Piet kreeg later hulp van Joop Stroet, en toen Piet er de brui aan gaf heeft een zoon van Leen de bloemenverkoop ter hand genomen. Die heeft toen nog een bloemenwinkel gehad in het centrum van het dorp, maar ik meen dat ie, nadat hij met dat bloemenwinkeltje gestopt was, aan de veiling is gaan werken als inkoper. Hij scheen nogal behendig te zijn met die veilingklok, dat kan echt niet iedereen.
Jo Overbeek was dus timmerman en had zijn werkplaats dus aan huis. Op ouwe foto's vind ik hem het meest op zijn vader lijken. Jo was een hele aardige kerel. Hij is op late leeftijd getrouwd met de weduwe van Veen, haar meisjesnaam was Adriana Bliek. Zij hadden het goed samen. Mevrouw A. van Veen-Bliek is betrekkelijk snel gestorven, in mijn herinnering (in dit geval niet geheel betrouwbaar) heeft hun huwelijk amper vijf jaar geduurd. Zij had uit haar eerste huwelijk een zoon en een dochter. Ook zij waren aan hun stiefvader zeer gehecht geraakt. Toen dan ook hun moeder stierf bleven zij zeer goed zorgen voor Jo. Maar oud hoort bij oud en jong bij jong. De dochter ging trouwen en ging wonen in het ouderlijke huis en Jo trok weer in bij zijn broers in het huisje Fortweg 29. Maar zoals ik al zei, ze bleef zeer goed voor hem zorgen en had veel aandacht voor haar stiefvader, dat had ie trouwens ook wel verdiend in mijn opinie.
Dan hebben we nog Gerrit, ik meen te weten dat hij werkte in een timmerwerkplaats waar ze meubels maakten. Helemaal zeker ben ik daar niet van, wel dat ie timmerman was en wel dat hij bij een baas werkte; dat wel.
Dan nog Leen, die woonde met zijn vrouw Antje Lanser op nummer 29. Dit echtpaar had 8 kinderen. 2 dochters en 6 jongens. Om die een slaapplaats te geven werd de bovenverdieping van het huis in het midden, waar tante Ma woonde, bij de woning van Leen getrokken.
Ook Leen was timmerman en ook hij werkte bij een baas, welke en waar, dit weet ik niet. Zijn vrouw Antje was een hele aardige vrouw, (zij is nog 81 jaar oud geworden). Je zag haar nooit buiten, niet om boodschappen te doen, nee nooit. Er werd gezegd dat ze daar vrees voor had, zou best kunnen natuurlijk, maar of ze daar erg onder leed, dat dacht ik toch niet. Kijk we kwamen in die tijd nog bij de mensen aan de deur, en zo kenden wij de vrouwen meestal wel terwijl wij van die kerels weinig weet hadden. Dat was ook wel eens grappig hoor, want als je zo'n vrouw dan eens samen zag met haar eigen man, had je vaak; zo van: Och, ja, zó'n man bij die vrouw, daar sta ik nou niet van te kijken. Andersom gebeurde het natuurlijk ook, zo van, dat je dacht: Allemachtig, hoe is 't mogelijk. Maar ja, het oude spreekwoord zegt het al: Op elk potje, past een deksel.
Het waren "goeie mensen" zoals wij dat vroeger zeiden. Als iedereen hier op aarde zo in elkaar zat, dan was er beslist geen oorlog.
Dat was dan het relaas over de familie Overbeek.

Kruislaan 25-27
Het volgende huis was weer een dubbel en in het eerste woonde de familie Lamboo. Ik heb echt geen idee wat de goede man deed. Hij had een aardige vrouw en een dochter, trouwens nog een mooie ook. Heb ik het goed, dat zij getrouwd is met een zoon van Frans Poecke, ik dacht het wel.
Aan de linker kant woonde Ab Overbeek. Hun zoon, Jaap heeft ons jaren geholpen in de melkzaak. Een flinke werker, en een goudeerlijk jong, wat hij later is gaan doen zou ik echt niet meer weten.

Kruislaan 29-31
Daarnaast had je weer een dubbel woonhuis. Aan de rechterkant woonde, ja en dat weet ik echt niet met zekerheid meer te beweren, maar ik dacht nog een familie Overbeek, maar dat kan ik echt wel mis hebben. Daarnaast, en dat was een hele tijd het laatste huis in de Kruislaan, woonde de familie van de Berg. Die waren al oud voor ik er goed en wel aan de deur kwam. Zoals gewoonlijk liep ik dan bij hen naar de achterdeur, deed die open en dan riep je binnen: "De melkboer." Nou stond er eens de deur naar de keuken open en ik zie haar, met haar 80 jaar, bóvenop het aanrecht staan. Zij ziet mij, gooit haar spons en zemenlap terug in d'r emmertje en springt "loshandje" zo pardoes van het aanrecht op de grond. Ik wist niet wat ik zag, 'n mens van 80 jaar, hoe is het mogelijk !! Daar zei ik natuurlijk wat van, maar zei had zo iets, van da's toch heel gewoon. Nou dat vond ik toen al niet, en nu zéker niet, als ik mijzelf als norm neem. Een dochter van hen is getrouwd geweest met de oprichter van de zaak AWI, (inmiddels ook weg volgens mij) Hij lag eens tegelijk met mij in het ziekenhuis, maar dat liep voor hem slecht af, hij heeft daarna niet zo lang meer geleefd.

Ga naar Deel 2

 
WAT WEET U VAN DEZE FOTO?
Als u iets weet over deze foto klik dan op "Meer over deze foto" en geef uw informatie door!

MEER OVER DEZE FOTO >>  

© Jan Wies 2023 | j.wies@planet.nl | Kruislaan 28, 2131WD Hoofddorp | telefoon: 023 5636680 Gesponsord door Clic2connect