OVER DEZE WEBSITE   |   GASTENBOEK   |   AANRADERS   |   DISCLAIMER   

Tekst   Foto's
HOME     HAARLEMMERMEER      DORPEN      T OUDE BUURTJE      PERSONEN      ZOEKPLAATJES      FOTOALBUMS      FILMS     
»  Droogmakingsplannen 17e Eeuw
»  Droogmakingsplannen 18e Eeuw
»  Droogmakingsplannen 19e Eeuw
»  Cruquius, Nicolaas Samuel
»  1839-52 de Droogmaking
»  1845 Bouw Gemaal Leeghwater
»  1850 de Polderjongen
»  1852 Verkaveling en Inrichting
»  1854 Tochtje door nieuwe Polder
»  1858-60 Gedenkpenningen Droogmaking
»  1852-70 de Kolonisatie
»  1870-90 de Landbouwcrisis
»  1890-1920 Economisch Herstel
»  1920-45 begin verstedelijking
»  1940-45 Onderduikers in Haarlemmermeer
»  Deel 1: Fam Bogaard
»  Deel 2: Fam Bogaard Vervolg
»  Deel 3: Fam Breyer
»  1945-75 Sterkere Verstedelijking
»  Boerderij namen

 DE POLDERJONGEN.

Weet gij wat polderjongens zijn: zoo noemt men de aardewerkers, die van heinde en verre op alle openbare werken bij troepen aanrukken; menschen van der jeugd af gewoon in het slijk te leven en in moerassen te zwoegen; tegen ziekte en vermoeienissen gehard, gespierde forsche en wakkere mannen, want de zwakken en tragen vallen af.

Zij werken in ploegen van acht of twaalf man met een putbaas aan het hoofd, bij aanneming van onderdeelen van den hoofdaannemer. Wie niet gelijk met hen opwerkt, wordt uit hun midden geweerd. Geen daggelder uit den omtrek van het Haarlemmermeer, die het beproefde, of hij moest al spoedig voor den onafgebroken zwaren arbeid zwichten. Zij slapen bij ploegen te zamen in keeten van riet en stroo, doorschijnend en luchtig in den zomer, ’s winters digter gedekt; in weinige uren opgeslagen en nog spoediger afgebroken, die telkens worden verplaatst naar gelang de dijk of de vaart is verlengd.

Eene vrouw doet er het huishouden, en bewaart er de orde zoo goed als de best bezoldigde oppasser zou vermogen. Die vrouw met een der gezellen, soms voor den puthaak alléén getrouwd, wordt door de anderen geëerbiedigd zoo lang het polderhuwelijk niet weder voor den puthaak is ontbonden.

Zij zijn van de beste baggerlaarzen voorzien en van prikken onder de zolen, om over de gladde planken te kunnen kruijen, die telkens met den puthaak worden omgewenteld en versleept. Zij gaan van het hoofd tot de voeten met roode baai overdekt. Zij eten volop spek met aardappelen en goed brood, en kiezen ’s middags eene plek aan het vlammend vuur in het midden der keet om er spekpannekoeken in hunne braadpannen te bakken. Zij drinken soms bier, meestal koffij en thee, maar koud water nimmer. Van matigheids-genootschappen weten zij weinig af; zij brassen met het einde der week, maar zijn maandag middag weder aan den zwaren arbeid bezig, vijf dagen en een half achtereen, zoolang de zon haar liefelijk licht over de aarde verspreidt, en dan nog is er soms kracht en lust genoeg om ’s avonds op de maat van de fidel te dansen. Als het noodig is, dan lossen ’s nachts de ploegen elkander af, om de putten in het drooge te houden, en is de zomer te kort, dan werkt men door tot in den winter.

Zoo ging het onder anderen, toen in November en December de hoofdvaart tusschen den Leeghwater en den Lijnden werd gegraven, waarbij men van weerszijde naar elkander toewerkte, tot dat men zich juist op oudejaarsavond 1852 ontmoette, en bezweet, afgemat, met hoera’s en gezang en wat niet al meer, onder den blooten winterhemel, te middernacht in het slijk het nieuwe jaar vierde.

Ik verdedig de zeden der polderjongens niet, maar beschrijf ze, en prijs den onversaagden arbeid, de krachtsinspanning en den moed dier ruwe doch nuttige volksklasse. Die onversaagdheid, kracht en moed zal vooral ieder met mij toejuichen, die hen eene vaart midden door de onafzienbare, waterachtige vlakte heeft zien graven, waar de bodem te slap is om werktuigen te dragen, en toch te weinig water staat om er vaartuigen met baggermachines te brengen. De dappersten , soms door een prijs van den aannemer aangevuurd, brengen, diep wadende door den poel, de eerste bakens vooruit. Straks werpen zij met de hoosschop den modder op, om honderd ellen verre met een slappen modderdam in de aangegeven rigting een vak af te zetten, ter breedte van de vaart en aan de uiteinden dwars afgesloten, nu wordt het water uit dat vak gehoosd, of in het voorafgaande reeds uitgediepte gedeelte afgelaten, en met de bloot komende gronden de kade verzwaard. Naauwelijks is men binnen dit vak aan het graven in den harderen onderbodem, of een nieuw vak wordt wederom vóóruit aangelegd, en spoedig wederom een ander, en zoo komt men van vak tot vak, uren ver van den wal, immer voorwaarts. Achteruit is men al gravende spoedig onder de oppervlakte van den modderigen waterspiegel gedaald en is gaandeweg eene diepe groef gedolven, die tevens tot gemeenschap met de immer vooruitgaande voorwerkers dient. Waar ter wederzijde van verre alles effen en kalm schijnt en niets bespeurd wordt dan de hoofden der eerste ploegen, als eenden op het water, vindt men van nabij eensklaps het gejoel en gewemel van honderden menschen, die bespat en beslijkt, spitten, laden, kruijen en zwoegen, en dooreen kruissen als een hoop mieren.

Verwonderd aanschouwt gij eene vaart, diep onder de oppervlakte liggende, met keeten, op oude bodems drijvende, want vaste grond is er nog niet, vol vlotten en schuiten, de benoodigdheden voor het polderjongensleven dragende, en al de bedrijvigheid eener markt. Met zulke scharen goed toegeruste en zich goed voedende werklieden kon de onderneming van de droogmaking onbeschroomd worden begonnen.

Uit: Jhr. Mr. GEVERS VAN ENDEGEEST, De Droogmaking van het Haarlemmermeer.


 
WAT WEET U VAN DEZE FOTO?
Als u iets weet over deze foto klik dan op "Meer over deze foto" en geef uw informatie door!

MEER OVER DEZE FOTO >>  

© Jan Wies 2023 | j.wies@planet.nl | Kruislaan 28, 2131WD Hoofddorp | telefoon: 023 5636680 Gesponsord door Clic2connect