De Oude Secretarie
Door: Cor Wies, Hoofddorp, Januari 2003
Wie nu langs de kruising Hoofdvaart-oostzijde/ Bennebroekerweg rijdt, zal niet veel meer herkennen van wat eens, één van de oudste wegbuurtjes van de Haarlemmermeer was.

Nu is het wel zo dat de twee nog overgebleven kavels ook de interessantste zijn van het in de volksmond genoemde buurtje de ‘’Oude Secretarie’’.
We gaan maar eens terug naar 11 Juli 1855 als de wet tot regeling van de Provinciale en Gemeentelijke indeling van de Haarlemmermeer aangenomen wordt. De gemeentegrens wordt de buitenzijde van de ringvaart, met als aantekening dat bij de forten Schiphol en de Liede de gemeentegrens buiten om de forten loopt. Deze twee forten die al in de veertiger jaren van de 19e eeuw gebouwd zijn, lagen als schiereilandjes in het toenmalige Haarlemmermeer en waren onderdeel van de oude stelling van Amsterdam.
Op 14 September 1855 werd Mr. Matthys Samuel Petrus Pabst als eerste burgemeester van Haarlemmermeer benoemd. Pabst was al burgemeester van Heemstede-Berkenrode en woonde op de buitenplaats ‘’Meer en Bosch’’ te Heemstede. Hij mocht deze twee gemeentes voorlopig blijven dienen tot hij op 1 september 1856 eervol ontslag kreeg voor de gemeente Heemstede-Berkenrode.
De pas geboren gemeente ontbrak het nog aan alles, o.a. een eigen gemeentehuis, scholen, kerken, kerkhoven en nog het belangrijkste haast, eigen inkomsten. Zo mocht de gemeente de eerste 25 jaar geen belasting heffen op de verkochte onbebouwde poldergronden.
De eerste inkomsten kwamen dan ook uit subsidie van het Rijk, belasting op oude gronden die aan de rand van de Haarlemmermeer gelegen waren, belasting op reeds bebouwde percelen en ( ook toen al) hondenbelasting. Omdat de gemeente geen middelen had om zelf een gemeentehuis te laten bouwen, en er in de Haarlemmermeer niets geschikt was om te huren, mocht het gemeentebestuur twee ruimtes huren in het gemeentehuis van Heemstede. Dit pand, staat er nog steeds en staat aan de Merlenweg/ Raadhuisplein en dateert van begin 19e eeuw.
Van 1855 tot 1906 heeft het dienst gedaan als gemeentehuis van Heemstede en het is rond 1990 grondig gerestaureerd. Voor Pabst moet dat wel gemakkelijk geweest zijn, want zo kon hij twee gemeentes vanuit één pand besturen. Als vergoeding werd jaarlijks 85 gulden betaald voor vuur, licht, de raadzaal en een kamer voor de secretarie. Op 16 november 1855 werd de eerste raadsvergadering te Heemstede gehouden. Heemstede lag nou niet bepaald ideaal ten opzichte van de nieuwe polder en met de slechte wegen was het geen pretje om aan je burgerlijke verplichtingen te voldoen.
Toen op 24 december 1855 raadslid Melis Spaans gekozen werd tot ambtenaar van de burgerlijke stand, werd het wat gemakkelijker om aangifte te doen van geboorte, huwelijk en overlijden. Spaans woonde aan de Hoofdweg-westzijde even voorbij de Vennip op Margaretha’s hoeve, poldersectie Q23. Als ambtenaar van de burgerlijke stand hield hij kantoor aan huis en beheerde dus ook de registers van de burgerlijke stand.
De huwelijken zelf werden echter nog wel op het raadhuis te Heemstede voltrokken. De officier van justitie te Haarlem vond echter dat huwelijken in een ‘huis der gemeente’ in de gemeente zelf voltrokken moest worden. Door dat standpunt dreigde hij de al reeds voltrokken huwelijken onwettig te verklaren en Spaans voor het onwettig afsluiten van huwelijken te vervolgen. De gemeenteraad voelde zich echter gesterkt door een vroeger arrest van de Hoge Raad der Nederlanden, ten opzichte van een gemeente in Friesland, dat nergens bij de wet was bepaald dat een gemeentehuis ook daadwerkelijk binnen de grenzen van de gemeente dient te staan. Echter Spaans was toch wel geschrokken want in een raadsvergadering van 30 mei 1856 stelt hij voor om een houten loods te bouwen in Kruisdorp (Hoofddorp) om te dienen als raadhuis en secretarie. Dit wordt afgewezen, en burgemeester Pabst geeft aan: “dat de gemeentesecretaris Dirk Eggink al een mooi huis aan het bouwen is!” Nu komen we weer terug bij de “Oude Secretarie”, want wat blijkt, Eggink is een huis aan het bouwen op poldersectie MM 1, kadestraal M801 en wat later in de volksmond de “Oude Secretarie” genoemd zal worden. Volgens overlevering was het een soort stolpboerderij, met in het midden van de brede voorgevel een brede voordeur met daarachter een 17 meter lange gang. Aan de rechterkant van de gang bevond zich de zogenaamde “groene kamer” wat het deftigste vertrek was.
Dirk Eggink is dan nog maar 23 jaar oud. Hij werd geboren te Oude-Wetering, gemeente Alkemade, op 6 oktober 1832. Waarschijnlijk heeft hij als jongen nog wel gevaren of geschaatst op het Haarlemmermeer. Op 11-jarige leeftijd begon Dirk Eggink al aan zijn opleiding voor het diploma gemeente-administratie op het raadhuis van Alkemade, onder burgemeester Hoofd Hasselaar. Nog maar net 23 jaar geworden werd hij benoemd tot secretaris van Haarlemmermeer onder burgemeester Pabst. Hij werd het eerste jaar, dat de secretarie gevestigd was in het gemeentehuis van Heemstede, met raad en daad bijgestaan door de secretaris van Heemstede Wolbers. Dirk Eggink, was ruim 50 jaar gemeentesecretaris en overleed op 1 Juni 1911 te Hoofddorp.

Maar hoe kwam Eggink die in Heemstede woonde nu midden in de polder terecht? Het begint met Herbertus Hendricus van Dam, directeur van een assurantiemaatschappij te Rotterdam, die op 20 juli 1855 bij de elfde openbare verkooping te Amsterdam verschillende kavels grond in de Haarlemmermeer koopt. Hierbij is ook sectie MM 1, groot 20 bunder, waar hij 10.800 gulden voor betaalde. Van Dam had echter een schuur ter beschikking gesteld aan “de commissie voor de godsdienstige belangen der protestantsche bewoners” ,opgericht in 1855 met als voorzitter J. Prins. Deze commissie opende in die schuur een noodkerk, waarin de heer Gewin, predikant te Heemstede, op 2 December 1855 de eerste godsdienstoefening hield. Zo blijkt de geschiedenis zich weer te herhalen, want nog geen kilometer verder langs de Bennebroekerweg is op 3 november 2002 weer een noodkerk geopend in een boerenschuur! Deze noodkerk,”de Meerkerk”, is in gebruik bij de Haarlemmermeerse Baptistengemeente.

December 1855: 1e Godsdienstoefening te Haarlemmermeer in schuur van H v Dam
Maar dit terzijde. H. van Dam wou waarschijnlijk van de bebouwing die zich al langs de Hoofdweg-Oostzijde had gevormd af. Op 31 maart 1856 verkoopt hij 5 percelen, inclusief 2 huizen en de noodkerk aan Burgemeester Pabst. Voor de twee bunder en vijf el moest Pabst 4000 gulden betalen. Pabst betaalde het uit eigen middelen, omdat hij het van belang vond dat er in de Meer een plek was om een kerkdienst te houden en kreeg hij de beschikking over een stuk grond midden in de Haarlemmermeer. De noodkerk heeft dienst gedaan tot 2 mei 1858 toen de nieuwe kerk net buiten Kruisdorp werd ingewijd. Deze Hervormde kerk staat er nu nog en is beter bekend als de Hoofdvaartkerk, deze kerk is de oudste van kerk Haarlemmermeer. Tot 1857 heeft ook de Rooms Katholieke gemeente gebruik gemaakt van de noodkerk, daarna betrokken ze twee noodkerken. Eén noodkerk stond naast de huidige Katholieke kerk St. Joannes de Doper, waar nu het “Kruispunt” staat. Het was een houten optrek met woonhuis gebouwd door de aannemer de Heij voor 4798 gulden. De tweede Katholieke noodkerk stond aan de Sloterweg bij de hoeve Rijkstee, kavel EE 4 van Johannes van der Hulst. De noodkerken hebben dienst gedaan tot 1860. In dat jaar wijde bisschop J.F. van Vree van Haarlem op 23 Mei de nieuwe kerk te Lijnden in en een dag later de nieuwe kerk te Kruisdorp.
Nu maar weer terug naar de Oude Secretarie waar op 20 april 1856 burgemeester Pabst onderhands een stuk grond van 35 roede en 50 el voor 200 gulden aan Dirk Eggink verkoopt. Eggink bouwt er dan het eerder genoemde huis op en noemt het “Nieuw Rijk”. Het huis was groot genoeg om als gemeentehuis en secretarie te dienen. Burgemeester Pabst was bereid om de eerste steen te leggen met als inschrift:”Mr.M.S.P. Pabst - Burgemeester Haarlemmermeer - 28 Juny 1856”.
Op een kaart, uit 1857 van G.A. de Geus, opzichter van Rijnland, ziet u het omcirkelde buurtje “de Oude Secretarie”, bij nummer I de noodkerk en bij nummer II het huis van Dirk Eggink “Nieuw Rijk”. Naar de noodkerk liep evenwijdig aan de Bennebroeker dwarstocht een eigen weg vanaf de Hoofdvaart die in bezit van Pabst bleef. In het koopcontract had Pabst bedwongen dat;”D. Eggink of zijne opvolgers niets zullen mogen bouwen of daarstellen het welk het gezigt van af de noodkerk op eenigerlei wijze zoude kunnen belemmeren”.
Op 18 oktober 1856 geven B. en W. goedkeuring voor de huur van een gedeelte van Eggink’s huis voor vergaderingen van de gemeenteraad, Burgemeester en Wethouders, het sluiten van huwelijken en een ruimte voor de secretarie. De huur werd bepaald op 100 gulden per jaar ingaande op 1 december 1856. Op die eerste december werd ook het nog bescheiden archief van de gemeente overgebracht van Heemstede naar het nieuwe gemeentehuis van Haarlemmermeer. De gemeente huurde twee kamers gedurende tien jaar, waar ze in de eerste jaren nog ruim genoeg aan hadden omdat de gemeenteraad in 1857 nog maar uit negen personen bestond.
Het gemeentebestuur bestond uit:
Mr.M.S.P. Pabst - Burgemeester - wonende te “Meer en Bosch”.
D. Kistemaker - Wethouder - Sectie I16 (hoek Vijfhuizerweg/ Hoofdweg w.z.).
Melis Spaans - Wethouder - Sectie Q23 (Margareta’s hoeve).
L.H. Ellerman - Raadslid - Sectie QQ16 (Maria’s lust, Weteringweg).
P. Koot - Raadslid - Sectie E13 (Kromme Spieringweg)
N. Schaper - Raadslid - Sectie N28 (IJweg vlakbij de Venneperweg).
C. Lewis - Raadslid - Sectie B21 (IJweg bij Zwanenburg).
J.G. Stark - Raadslid - Tevens opzichter bij de polder bijhet gemaal de Leeghwater.
Dirk Eggink - Secretaris - MM 1 (Hoofdweg oost/Bennebroekerweg).
Melis Spaans was tevens ambtenaar van de burgelijke stand. De jaarwedde van de burgemeester, wethouders en secretaris waren bij het besluit van 19 december 1855, door Gedeputeerde Staten der provincie Noord-Holland vastgesteld op 1500 gulden voor de burgemeester, 100 gulden voor elke wethouder en 1000 gulden voor de secretaris gedurende de eerste zes jaar. De raadsleden kregen alleen maar een onkostenvergoeding.
De secretarie was geopend van maandag tot en met vrijdag van 10 tot 14 uur op sectie MM 1.
Burgemeester Pabst was daar te spreken op dinsdag en donderdag, en zaterdag’s op Kruisdorp. Op 1 Januari 1857 telde de wettige bevolking 5157 zielen en stonden er al 248 boerderijen, 153 stenen huizen en nog 724 houten keten in de meer.
Hoewel het nieuwe gemeentehuis nu wel midden in de polder lag, bleek het in de praktijk toch niet de gunstigste plek. In Kruisdorp, op de kruising Hoofdvaart/ Kruisvaart, vestigden zich steeds meer mensen waaronder ook de Rijks- en gemeenteontvanger en het posterijpersoneel. Telefoon of telegraafverkeer was er toen nog niet tussen Kruisdorp en Nieuw Rijk zodat berichten altijd gebracht of gehaald moesten worden, wat het efficiënt werken niet ten goede kwam. Gemeenteraadslid C. Lewis was altijd al een voorstander geweest van een gemeentehuis in Kruisdorp. Hij had ook al een paar suggesties: het woonhuis van L. Kieviet (vader van C.J. Kieviet, schrijver van de Dik Trom boeken) en Logementhouder Legel kwam met een voorstel om de secretarie in zijn woonhuis onder te brengen tegen een geringe huur. Legel was eigenaar van ”De wapens van Haarlemmermeer”. Dit pand bestaat nu nog en staat achter het polderhuis, waar de fam. De Groot, garage Meeuwig, garage van Mechelen en de laatste jaren automaterialen RIGA in gevestigd zijn geweest (JW in 2006: Art Quake). Het woonhuis van L. Kieviet was echter maar voor een bepaalde tijd te huur en werd daarom afgewezen. Over het aanbod van Legel moest in een geheime raadzitting besloten worden, maar het werd toch afgewezen. Later zou Legel nog de eerste conciërge worden.
Als op 11 Juni 1863 plotseling burgemeester Pabst aan een kortstondige, zeer hevige ziekte komt te overlijden, wordt hij opgevolgd door Mr. J.P. Amersfoordt op 26 Augustus.
Burgemeester Pabst werd op de algemene begraafplaats te Heemstede begraven. De Historische Commissie Haarlemmermeer (de voorloper van de “Stichting Meer-Historie”) is in 1964 het graf gaan zoeken en vond het in sterk verwaarloosde staat, het inschrift was haast niet meer te lezen en de steen was in drie stukken gebroken. Op de raadsvergadering van 3 september 1964 werd besloten uit “piëteitsoverwegingen” de kosten voor een nieuwe steen en het onderhoud van het graf voor de toekomst op zich te nemen. Dat er wel wat aan het onderhoud gedaan mag worden is goed te zien, een dikke eikenboom licht het graf gedeeltelijk op! Het inschrift is eenvoudig en luid :
Mr. M.S.P. Pabst
Geboren te Utrecht 6 Januari 1818
Gestorven te Heemstede 11 Juni 1863.
Misschien moet het maar eens onderzocht worden of het niet mogelijk is om het graf over te brengen naar de oude begraafplaats in Hoofddorp. In 1952 is dat ook gedaan met het graf van Burgemeester Amersfoordt, dit graf werd vanuit Sloten verplaatst naar de Algemene Begraafplaats bij de Vijfhuizerweg. Met “150 jaar gemeente Haarlemmermeer” in 2005 in het vooruitzicht zou dit een mooi eerbetoon zijn aan de eerste burgemeester van Haarlemmermeer!
Terug weer naar 1864. Burgemeester Amersfoordt was een voorstander van de bouw van een nieuw gemeentehuis te Kruisdorp. “Nieuw-Rijk” was door de zich snel ontwikkelende gemeente te klein geworden, waardoor nieuwbouw echt nodig was. Op 11 Mei 1865 diende de Amsterdamse architect A. Godefroy, een vriend van Amersfoordt, een tekening in met een gecombineerd polder- en raadhuis. Dit plan werd door de raad voor kennisgeving aangenomen, omdat deze nog verdeeld was over de nieuwbouw.
Ondertussen liep de huurperiode tussen de gemeente en Dirk Eggink bijna af, waarop Eggink besloot het pand te verkopen. In het Weekblad van Haarlemmermeer van 17 November 1865 staat een advertentie dat er op 9 December dat jaar een openbare veiling in “Het wapen van Haarlemmermeer” (wat eigenlijk “De wapens van Haarlemmermeer” heette) gehouden zou worden. Geveild werd het gemeentehuis van Haarlemmermeer (Eggink zijn pand), en een perceel bouwgrond en boomgaard. Dit laatste perceel werd verkocht door de weduwe van Pabst, Petronella Louisa Carolina Baud en bestond uit de eigen weg langs de Bennebroekerdwarstocht en de noodkerk die in 1862 gesloopt was. De veilende notaris G.J.G. de Booij, had schijnbaar zelf interesse want hij kocht beide percelen op. Voor “Nieuw-Rijk” betaalde hij 6539 gulden, maar enige tijd later biedt hij het de gemeente te koop aan voor 6000 gulden. Als de gemeente het niet wil kopen wil hij er een grutterij beginnen. (winkelier in grutterswaren, gort, meel, bonen, erwten enz.)
De gemeente ging niet op zijn aanbod in omdat ze toch wel wilde verhuizen naar Kruisdorp, maar zolang daar nog niks geschikts gebouwd was wilde ze het wel huren. De gemeente had namelijk een stuk grond van de domeinen (eigenaar van de dorpsgronden) ter beschikking gekregen voor de bouw van een gemeentehuis te Kruisdorp. Het nieuwe gemeentehuis was aanbesteed aan J.W. de Heij, aannemer te Kruisdorp, die met 28.973 gulden de laagste inschrijver was. Als architect was J. de Buijn aangetrokken en het moest per 1 mei 1867 opgeleverd zijn. Inmiddels was de gemeente een huurprijs overeen gekomen met de Booij. De gemeente betaalde 250 gulden voor de periode van 1 december 1866 tot 1 mei 1867. Dirk Eggink bleef die periode daar nog wonen en betaalde 62,50 gulden aan de gemeente, met de voorwaarde dat hij later inwoning zou krijgen in het nieuwe gemeentehuis.
Door verschillende omstandigheden werd het nieuwe gemeentehuis pas op 23 september 1867 in gebruik genomen. Als conciërge werd J.C. Legel, logementhouder van “De Wapens van Haarlemmermeer” in dienst genomen. Op zaterdag 21 september 1867 om 12 uur sloot “Nieuw-Rijk” voorgoed zijn deuren om als “De oude Secretarie” bekend te blijven.
Notaris Gerard de Booij verkoopt de kavels no. 801, 588 en 769 in 1871 aan Jacob Beers, die ze een jaar later alweer verkoopt aan Willem Spaans, zoon van wethouder Melis Spaans.
Willem Spaans was houder van een stoommachine, tegenwoordig een loonwerker. Het pand is een paar keer geplaagd door brand. Zo brandde op 17 Maart 1899 de schuur met 4 stoomdorsmachines en gereedschappen van K. Spaans en 1 stoommachine van W. Spaans af.
De oorzaak was “vuur in de smidse”. Ook op 3 December 1915 brandde het pand af, zodat het tegenwoordige pand, Hoofdweg 986 van de fam. Ramkema, in zijn geheel niet meer lijkt op het originele “Nieuw-Rijk” . De balklaag in de schuur is waarschijnlijk nog een overblijfsel van het oude pand, want zwart geblakerd, zijn ze hergebruikt voor de schuur.
Zo hebben de nog overgebleven kavels aan de “Oude Secretarie” een hele geschiedenis achter de rug als plaats waar het eerste gemeentehuis van Haarlemmermeer stond én als plaats waar, in een noodkerk de eerste godsdienst oefening in Haarlemmermeer gehouden werd.