Bron: Haarlemmermeer, schets van historie en ontwikkeling -
’Gemeente Haarlemmermeer - Sociografisch Bureau De Meerlanden’
Lisserbroek.
Historie.
Het gebied waartoe nu Lisserbroek en omgeving gerekend wordt, stond in vroegere tijden bekend als Abdissenbroec; dit was, volgens Ramaer, een ambacht, behorende aan het vrouwenklooster van Rijnsburg. In het midden van de vorige eeuw behoorde een groot deel van bovenbedoeld gebied tot de vervening of turfmakerij, de Lisserbroekerpolder. Vóór de drooglegging van Haarlemmermeer vormde deze ongeveer 200 ha grote polder een ver vooruitstekend stuk oeverland; men zou kunnen spreken van een landtong of schiereiland. Bodemkundig behoorde het tot de zogenoemde restveen gronden. Hiermede zijn de vooral aan de rand van H’meer voorkomende overblijfselen van het dikke veenpakket bedoeld dat dit gebied eens grotendeels heeft bedekt. Stukken van dit oude, reeds bestaande land werden bij de drooglegging van H’meer mede ingedijkt om te voorkomen dat ringdijk en ringvaart een te gekronkeld beloop zouden krijgen.

Tot op heden wordt de herinnering aan de oorspronkelijke turfmakerij in de Lisserbroeker-veenpolder levendig gehouden door de naam van de ten oosten van de huidige dorpskern gelegen weg. Deze naam Turfspoor herinnert namelijk aan het destijds door Mr. J.W.M. Rutgers van Rozenburg -een der toenmalige grootgrond-bezitters - aangelegde spoorlijntje, "tot beter vervoer van de millioenen turven welke daar nog te delven vielen".
Degenen die zich hier na de droogmaking vestigden waren, volgens Van Paassen c.s., voornamelijk kleine zelfstandigen, veelal vroegere turfstekers of zoons van turfstekers, die op het afgeveende land van de voormalige Lisserbroekerpolder en soms ook elders langs de westelijke rand een gemengd bedrijfje bezaten. Wat later, zo rond 1900, gingen velen van hen over op de bollenteelt.
Na de eerste wereldoorlog vestigden zich ter plaatse relatief veel "knechts" uit de bollenstreek. De sterke uitbreiding van het bloembollenareaal in Haarlemmermeer, maar ook de mogelijkheid tot het bouwen van een goedkope woning aan de ringdijk speelden hierbij, evenals voorheen, nog steeds een belangrijke rol.
De toenmalige ontwikkeling van de bloembollenteelt is in dit gebied sterk bevorderd door de structuur van de inmiddels ontveende grond ter plaatse. Ter Veen schrijft dan ook in zijn in 1925 gepubliceerde dissertatie: "de bloembollenteelt is er hoofdzaak en de afgeveende zwarte grond is uitermate geschikt voor de teelt van crocussen en narcissen".
Twintig jaar later in 1947 was liefst 89% van de beroepsbevolking van Lisserbroek direct of indirect van land- en tuinbouw afhankelijk; niet minder dan 59% was afhankelijk van de bloembollenteelt. Volgens van Paassen c.s. heeft Lisserbroek een vrij autochtone ontwikkeling doorgemaakt, waarmee bedoeld wordt dat met name door de onvolkomen aansluiting van Lisserbroek bij Lisse en door de betrekkelijk geïsoleerde ligging van het dorp ten opzichte van de grote verkeerswegen, de "eigenheid" van het dorp lang bewaard is gebleven.

Het huidige Lisserbroek (1975 dus!).
Begin 1974 telde het aan de zuidwestelijke rand van H’meer gelegen Lisserbroek ongeveer 1930 inwoners. Het in hetzelfde jaar vastgestelde bestemmingsplan voor dit dorp voorziet in een uitbreiding met circa 300 woningen. Dientengevolge mag verwacht worden dat de bevolking van Lisserbroek in de komende 10 jaar zal toenemen tot 2.500 a 2.600 personen.
Ter plaatse beschikt men momenteel over een kleuterschool en een tweetal basisscholen alsmede enkele winkels voor de dagelijkse levensbehoeften. Het in 1970 geopende dorpshuis "De Meerkoet" biedt, behalve ruimte aan allerlei verenigingen en activiteiten voor jong en oud, ook plaats aan een postagentschap en het groene kruis. Tevens worden er de muzieklessen gegeven uitgaande van de muziekschool Haarlemmermeer. Overigens is Lisserbroek voor een belangrijk deel aangewezen op het aan de overkant van de ringvaart gelegen Lisse waarmee het een - recent vernieuwde -brugverbinding heeft.
De werkgelegenheidsstructuur ter plaatse draagt, evenals elders in het zuidwestelijke randgebied, een sterk agrarisch stempel met een accent op de bloembollenteelt. De laatste tijd vindt er, overeenkomstig het recent vastgestelde bestemmingsplan, een verschuiving plaats naar bolbloemencultuur in trekkassen.
Plaatselijke werkgelegenheid treft men niet alleen aan in de land- en tuinbouw maar ook - en dan vooral gesitueerd aan de Lisserdijk- in de bouwnijverheid en ook wel in de groot- en kleinhandel. Wat betreft de bedrijven met 10 en meer werknemers telde men hier eind 1973 ca. 140 arbeidsplaatsen. Begin 1973 was 32% van de beroepsbevolking werkzaam in de land- en tuinbouw tegen 10% in geheel Haarlemmermeer; daarentegen lag het percentage werkers in de sociaal-economische dienstverlening (39%) duidelijk onder het gemeentelijk gemiddelde (57%).
De kerkelijke verhoudingen ter plaatse wijken ten dele af van die in andere dorpen in het zuidwestelijke randgebied, waartoe ondermeer ook de hierna te behandelen kernen Beinsdorp, Zwaanshoek en Cruquius gerekend worden. Wel vormen de rooms-katholieken in Lisserbroek, gelijk elders in dit gebied, de grootste kerkelijke groepering met 40%; Lisserbroek onderscheidt zich echter van de dorpen in de nabijheid door een tamelijk sterke vertegenwoordiging van de tot de Gereformeerde Gemeenten en Christelijk Gereformeerden Kerken behorenden (samen circa 14%). Ten aanzien van kerkgebouwen is Lisserbroek geheel aangewezen op Lisse.
Voor verdere informatie over de geschiedenis van Lisserbroek zoekt U bij Antiquariaten het boek van Nic Bouwmeester, Maarten Doedes en Aart Donker genaamd "Zo was het in Lisserbroek".